[Siberg, Joannes]
SIBERG (Joannes), geb. te Rotterdam, 14 Oct. 1740, als zoon van Hendrik Siberg en Anna Theodora Jalink, overl. te Batavia 18 Juni 1817. Op zijn 17de jaar vertrok S. als constabelsmaat op ‘'t Hof Duno’ van de kamer Zeeland naar Indië, kwam 26 Dec. 1758 te Batavia aan en ging daar weldra als assistent in civielen dienst over; werd in 1761 boekhouder, in 1770 onderkoopman, in 1771 koopman en in 1776 opperkoopman en commandeur van Sumatra's westkust. Door zijn huwelijk met een dochter van het raadslid Alting, die weldra G.G. werd, maakte hij nu spoedig promotie in de hoogere rangen, trad in 1780 op als Gouverneur van Java's noordoostkust, kreeg als zoodanig in 1782 als extra-ordinair lid zitting in den Raad van Indië, werd in 1787 president van Schepenen te Batavia en kolonel van de burgerij aldaar, in 1791 ordinair lid van den Raad en in 1793 Directeur-Generaal. Op voordracht van zijn schoonvader werd hij nog in datzelfde jaar benoemd tot Commissaris-Generaal ter vervanging van den overleden van Stockum en bleef dit tot de ontbinding van het college der Comm. Gen. in 1799. Bij den dood van van Overstraten volgde hij dezen 22 Aug. 1801 op als Gouverneur-Generaal en trad op zijn herhaald verzoek 15 Juni 1805 als zoodanig af. In 1784 had S. op eigen kosten te Semarang een marineschool gesticht en in 1798 een memorie uitgegeven vol onthullingen over verschillende corruptiën; het doel dezer uitgave is vermoedelijk wel geweest zichzelf aan te bevelen voor het G.G.'s ambt. Als G.G. gaf hij in 1802 een Kort vertoog uit in antwoord op Dirk van Hogendorp's Bericht.
Siberg was een heerschzuchtig, driftig en onbetrouwbaar man, doch naast dit alles zeer bijbelsch. In zijn correspondentie uit hij ‘de giftigste verdachtmaking en laster aan het adres van degenen, die hij meent dat in zijn pad staan, terwijl ieder, die met hem mee gaat of hem ter wille is, onfeilbaar een “braav” mensch heet’. Er zijn tal van bewijzen dat zijn eigenbelang hem boven alles gaat. Van zijn familierelaties tot den G.G. Alting, het invloedrijke raadslid Nic. Engelhard en den minister van der Heim, maakte hij een vrijmoedig en ruimschootsch gebruik. Hij is verder een der hoofdschuldigen bij het agiogeknoei van het papieren en zilveren geld, waarbij verschillen van 25, zelfs van 50 procent bestonden. In zijn politiek gold hij voor anti-fransch, met engelsche sympathieën.