[Schalij, Jilles]
SCHALIJ (Jilles), geb. te Jutfaas 15 Mei 1840, overl. te 's Gravenhage 17 Mei 1909, was de zoon van A.C. Schalij, steenfabrikant, en A.C.C. Niermeijer. Hij studeerde van 1858 tot 1863 aan de koninklijke academie te Delft en verkreeg in laatstgenoemd jaar het diploma van burgerlijk ingenieur. Hij werd 20 Aug. 1863 benoemd tot aspirant-ingenieur in Ned.-Indië en werd te Batavia geplaatst. Na op 19 Sept. 1865 tot ingenieur 3e klasse benoemd te zijn, werd hem Madoera als dienstkring aangewezen; zeer belangrijke arbeid werd door hem aldaar verricht. Op 30 Mei 1874 tot ingenieur 2e klasse bevorderd, werd hij te Batavia geplaatst en reeds 22 Jan. 1875 volgde de bevordering tot ingenieur 1e klasse. In 1876 werd hij, eveneens ter standplaats Batavia, gedetacheerd aan het departement van publieke werken.
Op 18 Oct. 1883 tot hoofdingenieur 2e klasse benoemd, werd hij eerstaanwezende in de residentie Soerabaia. Sedert 1882 was men daar bezig met de verlegging van de Solo-rivier naar Oedjong Pangka (zie het artikel J.L. Pierson, VI, kol. 1112). Op 24 Dec. 1885 tot hoofdingenieur 1e klasse bevorderd, werd met 1 Jan. 1880 zijn dienstkring als chef der 4e afdeeling uitgebreid met de residentiën Madioen, Kediri en Madoera. In Mei d.a.v. werd daar nog aan toegevoegd de dienst van het vaarwater in straat Madoera. In 1886 kwam de bovenbedoelde rivierverlegging gereed; er was een levend koraalrif voor den mond, dat door de beschikbare baggermolens, als te hard, niet weggebaggerd kon worden. Dit is later opgeruimd.
Nadat Schalij gedurende 26 jaren geen verlof naar Europa had gehad, werd hem dit op zijn verzoek in Mei 1889 voor twee jaren verleend. Hier te lande werd het nog met een jaar verlengd. In Juni 1892 kwam hij in Indië terug en werd toen als hoofdingenieur 2e en in Oct. d.a.v. weder als hoofdingenieur 1e klasse in dienst gesteld te Tegal. Zijn gezondheid noopte hem in het vol-