genomen. Onder Dumouriez maakte hij de verovering der oostenrijksche Nederlanden in 1792 en den inval in onze Republiek in 1793 mede; 5 Aug. 1794 werd hij bevorderd tot chef de brigade (kolonel) van de 154e halve-brigade, aan het hoofd van welke hij deelnam aan de verovering der Vereenigde Nederlanden in 1794-95. Daarna werd hij naar de Vendée gezonden, diende in 1796 en 1797 onder Moreau bij het Rijnleger, waarin hij het bevel voerde over de 38e halve-brigade, en in 1799 onder Massena bij het leger van Helvetië, waarin hij de 44e halve-brigade aanvoerde. In 1800 nam hij, aan het hoofd van dezelfde halve-brigade bij het leger van Italië (aangevoerd door den Eersten Consul) deel aan den slag bij Marengo, na afloop waarvan Bonaparte hem persoonlijk de woorden toevoegde: ‘Vous avez donné aujourd'hui un fameux coup de collier’, terwijl hem 4 pluviose an IX (24 Januari 1801) een eeresabel werd geschonken. In 1806 is hij met Napoleon bij Jena, waar hij buiten gevecht gesteld wordt. Den 30en December 1806 tot brigade-generaal bevorderd, werd hij kort daarna, omdat zijn lichaam door de
aanhoudende vermoeienissen van het leven te velde te veel geleden had, gepensionneerd. Tijdens den veldtocht van Napoleon in 1807 in Polen, werd hij weder in dienst gesteld, en daarna 16 Juni 1808 belast met het plaatselijk commando in la Spezzia. Bij interim werd hem nog het bevel opgedragen over de golf van Genua en over het departement der Apennijnen, welke betrekkingen hij tot zijn dood, 27 Mei 1813, waarnam.
Met betrekking tot zijn diensten tijdens den inval van Dumouriez in onze Republiek in 1793 heeft zijn biograaf in de Fastes de la Légion d'honneur opgeteekend, dat hij zich bij de inneming van Breda (26 Febr.) onderscheidde bij de bezetting van het ‘fort du Terreil’ (dat zal wel de schans bij ter Heyde moeten zijn) en kort daarop bij de nachtelijke overvalling, den 3en Maart, van het ‘fort de Spangen’ (??), ten gevolge waarvan Geertruidenberg zou overgegeven zijn (4 Maart).
In 1794, tijdens den inval der Franschen in onze Republiek, maakte de 154e halve-brigade, die door den chef de brigade (kolonel) Saudeur werd aangevoerd, deel uit van de Ve divisie (Bonneau) van het Noorder-leger (Pichegru). Zij was samengesteld uit het 2e bataljon van het oude (koninklijke) 83e regiment (Foix), het 1e bataljon vrijwilligers van Valenciennes (Nord), hetwelk Saudeur als eersten commandant gehad had en het bataljon van Parijs ‘dit 1er Republicain’. Deze drie bataljons zijn achtereenvolgens de eerste fransche troepen geweest, die Rotterdam, Delft en den Haag bezet hebben. De namen hunner commandanten zijn, voor zoover bekend, niet bewaard gebleven.
Nadat de 82-jarige hollandsche generaal Bedaulx den 19en Januari 1795 Geertruidenberg had overgegeven, begon ook aan die zijde de intocht der fransche troepen binnen de provincie Holland over het ijs. Saudeur's halve-brigade is daarbij aan het hoofd geweest, terwijl de geheele afdeeling, aanvankelijk ter sterkte van ongeveer 8000 man, onder het rechtstreeksch bevel stond van generaal Dumonceau, en generaal Bonneau zich daarbij bevond. Over den Biesbosch werd Dordrecht bereikt. Den 21en Januari marcheeren 's morgens ± 400 man - zoo infanterie als cavalerie - begeleid door eene vrij sterke afdeeling gewapende burgers van Dordrecht af, komen tegen het vallen van de duisternis de Oostpoort te Rotterdam binnen en worden bij de burgerij ingekwartierd.