[Ribkas, Moses ben Tsewie Naphtali Hirsch Sofer]
RIBKAS (Moses ben Tsewie Naphtali Hirsch Sofer), of Ribkes, was een poolsch talmoedgeleerde, gest. te Wilna 1671-1672. Ribkas (zoon van Rebekka beteekent de naam) behoorde tot een praagsche familie, doch vestigde zich op jeugdigen leeftijd te Wilna. Ten gevolge van den poolschrussischen oorlog van 1655 vestigde hij zich te Amsterdam. Door zijn groote geleerdheid op talmoedisch gebied verwierf hij de vriendschap van de opperrabbijnen Saul Levy Morteira en Isaac Aboab. Hij verkeerde te Amsterdam in behoeftige omstandigheden, zoodat hij de voorspraak van den rotterdamschen opperrabbijn Pardo behoefde om van den rijken Abraham de Pinto aldaar een bijdrage voor de bruidschat van zijn dochter te verzoeken. Zijn amsterdamsche vrienden belastten hem met de revisie van de nieuwe uitgave van de Schoelchan Aroech codex, die bij Proops verscheen (Amsterdam 1661-1667). Ribkas voegde er randglossen bij uit zijn werk Beër ha Golah, waarin hij een kort commentaar met halachische aanteekeningen geeft. Zijn glossen werden in de volgende uitgaven herdrukt. Na den vrede tusschen Polen en Rusland ging hij weder terug naar zijn land. De zaken, die hij dreef blijken hem toen tot een gefortuneerd man te hebben gemaakt; bij zijn dood schonk hij een groot deel van zijn vermogen aan liefdadige doeleinden. Hij liet twee handschriften na, nl.: Kelalé hahoraa (rabbinale decisiën) en Kelie ha Golah, een commentaar op de Mischna.
Zie: Jewish Encyclopaedia X, 401 en Itoer Soferiem, handschrift in de bibliotheek ‘Ets Haim’ te Amsterdam.
Zwarts