Priester der selve Sociëteyt (T' Antw. by Mich. Knobbaert 1691, 4o, 336 blz.) (vgl. Sommervogel, Biblioth. de la Compagnie de Jésus IV, 542). Toen de droevige tijding bekend werd, dat Weenen in gevaar was door de Turken te worden genomen, heeft Joanna van Randenraedt bijzonder geijverd voor den omgang met het Lieve Vrouwebeeld van de kapel in het Zand in de stad Roermond. Zij had met veel aandrang en door haar voorbeeld allen aangespoord om vurig te bidden ter bevrijding van Weenen uit de handen der Turken. Op wonderbare wijze kreeg zij de verzekering, dat Weenen ontzet was.
Zij stierf een heiligen dood, nadat zij nog te voren het bezoek ontvangen had van prins Frans van Nassau, gouverneur van Gelder, met zijn echtgenoote. Haar lijk werd in de kerk der paters Jezuïeten bijgezet. Toen men bij de opheffing der Sociëteit van Jezus de kerk te Roermond deed afbreken, werd op last van den bisschop het gebeente van de vrome Joanna van Randenraedt overgevoerd naar de domkerk, 4 Sept. 1777. Het werd bijgezet in het O.L. Vrouwekoor aan de epistelzijde en met denzelfden grafsteen met opschrift bedekt, zooals in de kerk der Paters.
Bisschop Paredis deed 7 Mrt. 1884 het graf onderzoeken en plechtig een nieuwen grafsteen plaatsen, gelijk aan den ouden. Albert, burggraaf van Aefferden, liet hetzelfde jaar tegen den muur nabij het graf een prachtig monument oprichten, waarop Joanna is afgebeeld, knielend voor het beeld van Onze Lieve Vrouw in het Zand. Boven haar is de overwinning der Christenen op de Turken voor Weenen afgebeeld.
Haar geschilderd portret door een onbekend kunstenaar bevindt zich bij den burggraaf van Aefferden te Roermond; er bestaat een gegraveerd portret door een onbekend kunstenaar.
Zie: Biographie Nation. Belg. XVIII, 654-656; J. Habets, Gesch. bisdom Roermond II, 579, 610; De laatste levensdagen en de grafstede van de waardige Dienaresse Gods Joanna Baptista Jonkvrouwe van Randenraedt, door een pater Redempthorist (Roermond J.J. Romen 1884), met portret; van Krugten, O.L. Vr. in 't Zand te Roermond (Roerm. 1884), 107; Kronenburg, Maria's Heerlijkheid in Nederland IV, 362, 363, 365.
Fruytier