[Poelgeest, Jan van (2)]
POELGEEST (Jan van) (2), geb. omstr. 1400, overl. in 1457, zoon van Gerrit (2) hiervóór, en van Willemina van Naaldwijk.
Hij beërfde hij den dood zijns vaders Cleyn-Poelgeest. Hertog Jan van Brabant verpachtte hem 27 April 1419 voor 10 jaar lang de korentienden en smaltienden binnen het ambacht van Koudekerk in het westeinde van het dorp (Reg. Memor. B.K. fol. 4 verso), denkelijk dezelfde tienden, die 2 April 1410 aan Jan's vader waren gegeven (Reg. Privilegia J. 1404-1416, fol. 74). 7 Mei 1429 geeft Vrouwe Jacoba aan Jan v.P. zulke korentienden en smaltienden als zij in het ambacht van Koudekerk had liggen, te houden ten rechten leene, alsmede ‘dat achtende weer van de kerk oostwaarts te Koudekerk en zijn woning met een boomgaard en een elsbroek daar achter aan’ (Reg. In Beyeren IX, fol. 96). Met dit laatste goed wordt Cleyn-Poelgeest aangeduid, welk bezit hij 12 Mei 1437 aan Philips van Bourgondië opdraagt (zijn huis, met cingel, graften, boomgaarden enz., binnen de parochie van Koudekerk en nog 2 campen lands, daarbij breeder gemeld), van wien hij het wederom terugontvangt (Reg. Philippus A. fol. 63). Denkelijk is hij kort te voren gehuwd, want op denzelfden dag, 12 Mei 1437, tocht hij zijn vrouw aan de minderhelft van zijn buis te Koudekerk en aan 36 morgen lands gelegen in het Land van Woerden (Reg. a.v. fol. 64). Waarschijnlijk woonde Jan v.P. dus nog op Cleyn-Poelgeest bij den dood zijner moeder, doch daarna op den huize Oud-Teylingen, dat uit de familie der Naaldwijks in de zijne was overgegaan. Hij komt als burgemeester van Leiden voor in 1446, als schout van 1447 tot 1453, en verkreeg 4 April 1453 van bisschop Rudolf van Diephout toestemming en bevestiging der voorwaarden tot de oprichting van het St. Laurentius-altaar in de kerk te Koudekerk (wat verband hield met den zoen over den doodslag van Aleyda van Poelgeest). Vóór zijn dood liet hij zich na voorgaande eigen opdracht 2 Aug. 1457
nogmaals door hertog Philips v.B. verlijen met zijn huis en hofstede te Koudekerk (Principium 1447-1459, Cap. Noordh. fol. 66).
Omstreeks 1437 is hij gehuwd met Margaretha van Swieten, overl. in 1448, dochter van Boudewijn, heer van Calslagen, tresorier van Holland, rentmeester van Voorne enz., en van Lutgaard van Nyenrode. Jan en zijn vrouw zijn afgebeeld op een familietafereel der van Swietens, voorheen in het klooster Mariënpoel, thans in de Lakenhal te Leiden. Zij wonnen zes kinderen (de volgende opgave ont-