zij in groote achting stonden. Op O.L.V. dag ter Lichtmisse 1363 gaf Jan van Blois ‘aan J.v.P. zijn knape, om gedane en nog te doenen diensten 16 pond hollandsch slecht geld 's jaars te betalen bij den rentmeester van Schoonhoven en van der Goude en te houden in leenne’ (Reg. B.B. Blois 1348-1380, fol. 29 verso). Deze schenking werd Donderdag na St. Martijnsdag in den winter 1368 vermeerderd tot een bedrag van 50 pond (a.v. fol. 122). Uit een charter van 7 Juli 1374 (van Mieris, III, 291) blijkt, dat Jan zich destijds met vreedzamer en stellig economischer handelingen dan oorlogvoeren bezighield. Hij had van den graaf van Blois op het eiland Tholen gronden ter bedijking ontvangen; wanneer dit was geschied is nog onbekend. Wel bestaat er een acte van 3 Febr. 1373 (van Mieris, III, 277), waarbij Jan van Blois aan ongenoemden vergunt den Deurloo(polder) te bedijken en opmerkelijk is het, dat deze behalve aan den Mosselhoek ook aan den Verbeliënpolder (Vrouw Beliepolder) zou grenzen. Heeft Jan v P. dezen laatstgenoemden polder ingedijkt en hem den naam van zijn gade gegeven?
Jan v.P., bouwde voor zich en zijn nazaten het huis ‘Cleyn Poelgeest’ in de Lage Waard te Koudekerk, welk huis en bijbehoorende gronden hij Vrijdag na St. Martijn in den winter 1386 aan graaf Willem van Oostervant opdraagt. Hij ontvangt het wederom van dezen in erfleen terug, op achterzusterskind niet te versterven. In die acte (fol. 243 van dl. 50 der Holl. Leen- en Registerkamer), wordt dit goed beschreven als ‘dat achtende weer van der kerc oestwaert te Koudekerc ende zine woninge mit enen goeden boemgaert, dat hout te samen seventien ende een half morghen lands ende een esbroec daer after en wat breder dan dat weder’. Op denzelfden dag maakte Jan v.P. zijn vrouw joncvr. Belie Gherits dochter van Oesterwijc den lijftocht van ‘de mindere helft van een weer lands mit eenre woninge, daer hi nu ter tijt in woend ende enen boemgaert daeran mit enen elsbroec, welc weer hout seventien morghen twee hond lands behalve den werf, daer sine woninghe up staet ende die boemgaert ende dien elsbroec’ (van Mieris, III, 455). Jan v.P. voerde het gewone wapen van Poelgeest doch met twee wildemannen als schildhouders en als helmteeken een aanzienden leeuw in plaats van een opvliegenden arend. In 1388 komt hij voor als ontvanger van Z. Holland; hij is 13 Jan. 1389 (1390) met heer Philips van Wassenaer en Willem van Naaldwijk getuige als hertog Albrecht aan Brielle belooft aldaar geen schout of bode te zullen benoemen dan die hun ambt zelf zouden bedienen, en ontvangt op den volgenden dag, 14 Jan. 1389 (1390) van hertog Albrecht Oost- en Westhelvoet in erfleen met uitzondering van het recht van putte en galge en van de heervaart in dat land (van Mieris III, 546). Spoedig daarna is hij overleden.
Is hierboven meermalen van Belia v. Oosterwijk als gade van Jan v.P. gesproken: in Mdbl. Ned. Leeuw XXXI, 227 staat Aleid van Beest (dochter van Gerbrand, ridder en van vrouwe Margaretha) als de vrouw van (dezen?) Jan van Poelgeest vermeld. Dit huwelijk moet vóór 1368 zijn gesloten en waarschijnlijk hebben wij hier met de eerste vrouw van Jan v.P. te doen; Belia v.O. zal de tweede zijn geweest. Als kinderen van Jan v.P. komen voor: Aleida, geb. in 1370 of vroeger, vermoord 25 Sept. 1392 als de bekende minnares van hertog Albrecht (zie over haar dl. V, kol. 522, 523 en Beelaerts in Die Haghe (1916) 1-7;