[Poelgeest, Gerrit van (4)]
POELGEEST (Gerrit van) (4), geb. omstr. 1393, overl. vermoedelijk in 1458, zoon van Dirk (3) hiervoor, en van Baerte van Naaldwijk.
Hij werd door hertog Willem 16 Maart 1410 met al zulke goederen en renten verlijd als hem aangekomen en bestorven zijn bij doode van heer D.v.P. zijn vader, te houden zooals zijn oude vader (grootvader), die te houden plag (Reg. Nov. Vasall. fol. 63). Hieronder waren dus Hoogmade, Koudekerk en Poelgeest begrepen. G. van P., knape, belooft met anderen 15 Aug. 1416, na den dood van graaf Willem, diens dochter Jacoba tot landsvrouw te huldigen (van Mieris, IV, 383). Als knape is hij 26 Aug. 1418 met hertog Jan, Jacoba en eenige edelen borg voor vrouwe Margaretha en haar raden, die aan eenige steden 2000 nobelen 's jaars schuldig zijn (van Mieris, IV, 494). Nu bestaat er een acte van 31 Jan. 1420, waaruit kan worden opgemaakt, dat G.v.P. zich op de voorpoort te 's Gravenhage in gijzeling moest begeven (Reg. Memor. B.L. fol. 45) en een andere van 13 Febr. 1420, waarbij verlenging (uitstel) werd toegestaan (Reg. a.v. fol. 48). Mogelijk hebben deze betrekking op voornoemde borgstelling. G.v.P., knape, bezegelt met Willam van Poelgeest en Johan van Poelgeest en andere edelen 15 April 1420 het verbond van onderlinge bescherming tusschen Frederik bisschop van Utrecht, Jan burggraaf van Montfoort, Philips, heer van Wassenaar en burggraaf van Leiden, Willem van Brederode, heer van Gennep, de regeerders van Utrecht, Leiden, Amersfoort en verscheidene edelen (van Mieris IV, 544). In hetzelfde jaar, bij het merkwaardig beleg van Leiden, wordt zijn kasteel Poelgeest als een der meest bekende hoeksche wijkplaatsen stormenderhand veroverd en geheel verwoest. Het schijnt, dat Allaert Beylinc (dl. III, kol. 115) hierin het grootste aandeel had; bij de verovering van Schoonhoven werd op aandrang van G.v.P. het vreeselijk lot aan dezen voltrokken. Vóór den aanvang van den slag bij Alphen, 21 Oct. 1425, door Jacoba v.B. tot ridder geslagen, bleef G.v.P.
in de laatste jaren steeds in de nabijheid der ongelukkige vorstin.
Als onze getrouwe heer G.v.P., staat hij nog 3 Aug. 1428 bij het verlij door Jacoba op heer Hendrik van Wassenaar van al zulke leenen, welke hem van zijn vader Philips waren aanbestorven (van Mieris, IV, 927). Op den H. Dertiendag 1438 verlijdt Vrouwe Margriete heer G.v.P., heere tot Homade, met zulke goederen en renten als hij jaarlijks uit de renten van Schoonhoven had (Reg. Vrouw Margriet, fol. 65 verso). In hetzelfde jaar verhief paus Eugenius IV op aandrang van G.v.P. de kerk van Hoogmade (vroeger onder de parochiekerk van Jacobswoude ressorteerende), 3 Nov. 1438 tot een parochiekerk (zie van Hemessen). G.v.P. in 1439 genoemd als heer van Westzaan en Krommenie (zie Teenstra, Bekn. Beschr. Ned. Overz. bezittingen 1056), wordt als raad in het Hof van Holland vermeld 5 Maart 1435 (1436) en 24 Febr. 1442 (van Mieris IV, 933, 1073). Eenigen tijd na den dood van Jacoba, werd hij door hertog Filips tot kastelein van Teylingen aangesteld, welk ambt hij in