[Poelgeest, Gerrit van (2)]
POELGEEST (Gerrit van) (2), geb. omstr. 1372, overl. in 1419, zoon van Jan (1) hierna en van (Aleid van Beest?)
Hij was bij den dood zijns vaders minderjarig en kwam toen onder voogdij van zijn neef, heer Dirk (3) van Poelgeest. Hij beërfde Cleyn-Poelgeest en ontving op St. Luciendag 1415 vernieuwing van zijn leenbrieven, daar de vorige bij een buskruitontplofling op Groot-Poelgeest (waar ze bij zijn voogd bewaard werden), waren vernietigd. Het blijkt niet dat hij de heerlijkheden Oost- en Westhelvoet beërfde; het land dat aan zijn vader in den Lande van Voorne te bedijken was gegeven, kreeg Gerrit niet, maar 8 Maart 1390 ontving hij van hertog Aelbrecht 400 oude schilden 's jaars als schadeloosstelling, deze som te ontvangen uit het Rentmeesterschap van Voorne en te versterven op zekere wijze (Reg. Lib. V, fol. 45 verso). Als graaf Willem 12 Oct. 1407 zijn getrouwe leenmannen oproept om hem ‘op mijns Heren coste’ te Woudrichem in den oorlog te komen dienen, behoort deze G.v.P. daaronder en moet met 3 man opkomen. Hij heeft zich toen waarschijnlijk zóó onderscheiden, dat hem de ridderslag werd gegeven; althans bij den zoen over den doodslag van Aleyda, 14 Sept. 1413, komt hij geregeld met den titel ‘heer’ voor. Hertog Willem gaf ook 2 April 1410 aan ‘heer’ G.v.P. zekere korentienden en smaltienden, liggende in den ambachte van Coudekerk (Reg. Privilegia J. 1410-1416, fol. 74). Deze kwamen 27 April 1419 aan zijn zoon Jan v.P. (Reg. Memor. B.K. fol. 4 verso), zoodat het waarschijnlijk is dat G.v.P. kort te voren was overleden.
Hij huwde omstreeks 1400 met Willemina van Naaldwijk, overl. in 1446, dochter van Willem, ridder en maarschalk van Holland en van Sophia van Teylingen. Haar zuster Baerte of Barta v.N. was met zijn voogd Dirk (3) van P. gehuwd. Mogelijk had Gerrit een dochter, die non was te Rijnsburg, maar stellig een zoon Jan (2), welke volgt.
Zie: van Mieris, Gr. Charterboek IV, 84, 248, 250; Leidsch Jaarboekje (1907), 117 en vooral (1912) 151, 152.
Regt