vens de heerlijkheid van Almonde en Dubbelmonde (v. Mieris, II, 732, 733). Hij was de hoeksche partij toegedaan en komt dan ook 23 Mei 1350 voor op de lijst (heer Geeraerd v.P., ridder) der edelen, door hertog Willem van Beyeren als vijanden beschouwd (a.v. 778). Zeker zal hij den strijd tusschen moeder en zoon niet werkeloos hebben gadegeslagen, maar de banier der eerste in de voorste rijen zijn gevolgd. Na de nederlaag der hoeksche partij heeft hij zich met zijn broeder Jan (1) op het kasteel Poelgeest teruggetrokken en bleef weigerachtig de partij van Margaretha te verlaten. Donderdag na St. Paulusdag Conversio 1352 beval hertog Willem den baljuw van Rijnland en Woerden met zijn gerecht van Leiden van zijnentwege te dagedingen tegen heer G.v.P. en diegenen, die op den huize Poelgeest zijn. Wel volgde Zaterdag na St. Valentijn 1352 een verdrag van verzoening, doch Donderdag na Jacobi van hetzelfde jaar beval Willem V aan zijn baljuw zijn souders voor den huize van Poelgeest te doen hebben en uit te panden haar soudye. Woensdag na St. Odulf (13 Juni) 1352 begeert Willem, dat hem het huis P. zal worden ingeruimd of anders zullen eenige edelen en steden het belegeren (van Mieris, II, 809). Zoolang de geschillen tusschen Margaretha en haar zoon niet voldoende zijn opgelost, weigeren de gebroeders elke overeenkomst. Zaterdag na St. Thomas 1352 beveelt Willem, na vruchtelooze pogingen om het slot door belegering in handen te krijgen, zijn baljuw van Rijnland en Woerden of zijn stedehouder, alle landen te verkoopen van hen, die op den
huize Poelgeest liggen. Eerst 7 Dec. 1354 werd de verzoening van moeder en zoon te Bergen in Henegouwen gesloten; in het algemeen pardon waren natuurlijk ook de gebroeders van Poelgeest opgenomen en 4 Maart 1354 (1355) vergeeft hertog Willem zijn euvelen moed aan heer Gerrit v.P. en Jan, zijn broeder; hij ontvangt hen wederom in zijn vriendschap en geeft hen het vrije gebruik van hun goed terug (zie voor 1352-54 het m.s. Gousset, Rijksarchief).
Hebben de gebroeders van Poelgeest daarna aan een vreemden vorst hun diensten aangeboden? Men zou dit met de Raadt, Sceaux Armoriés, vermoeden. Aldaar wordt G.v.P. een geldersch (?) ridder, een strijder voor den hertog van Brabant tegen den graaf van Vlaanderen genoemd, die in 1356 zegelde (maar zijn zegel is van het charter der hertogen van Brabant afgevallen). In hetzelfde werk wordt vermeld, dat hij in 1373 een acte van zijn ‘neve’ Jan van Polanen, heer van de Lek en van Breda, zegelt; in het veld van het zegel een helm, getopt met een tournooihoed, ondersteunend twee armen met gesloten vuisten, elke vuist van buiten voorzien van 5 ballen; legende: S. retum (Secretum? = geheim zegel?) - Dat v.P. met een helm zegelde, is niets ongewoons. Hetzelfde deed Willem van Brederode in 1426; op zijn zegel staat een gesloten helm, zonder schild (J. ter Gouw, Stud. over W. en Z. bl. 11).
Mogelijk zijn de gebroeders van P. de banier van Jan van Blois gevolgd. Zie op Jan (1). G.v.P. was bij Jan van B. in groote achting. In 1367 was hij met J. van Blois en Guy, diens broeder, benevens de heeren Gyelis van Saers en Jan van Masteyn twee dagen in de abdij van Maubeuge (Schotel, Abdy v. Rijnsburg 105). Hij kan nu met zijn broeder wel (in het gevolg van Jan van Blois?) voor Brabant hebben gestreden, doch al spoedig heeft hij zich metterwoon op Poelgeest neergezet. In 1357 toch is hij gehuwd en stelde terstond orde op al zijn zaken. Van omstreeks dien tijd vangen de nog aanwezige leenboeken van Poelgeest aan (Rijksarchief) en treedt hij meermalen op als