Misschien heeft hij aan de academie te Leiden of Utrecht gestudeerd, maar in 1680 was hij koopman te Leiden en woonde hij op de Hoogewoerd. In 1707 of 1708 verhuisde hij naar Alphen aan den Rijn en schreef daar zijn bekende geschiedenis van het dorp, die hij waarschijnlijk zelf nooit gedrukt heeft gezien. De titel daarvan luidt: Beschrijving van de Heerlijkheid en het Dorp Alphen aan den Rijn. D' Aloude Herkomst, Bevolking, Naamreeden, Romeinze Gedenkteekens. Uitheemze en Intandse Geschiedeniszen ten luister der Historie dienende, en zijne huidendaagze geleegenheid. Doorwrogt met een voegzame Schets van het Heemraadschap van Rijnland Door P. Plemper. Met Konst-printen geciert (Leyden 1714). Van dit boekje, opgedragen aan Willem Assuerus van der Meer, heer van Alphen, Rietveld etc., verscheen in 1728 te Leiden een tweede (onveranderde) druk onder den titel: Oudheeden van de Heerlijkheid en het Dorp .... (enz. verder als boven). Behalve de topografie beoefende Plemper ook de dichtkunst. Hij schreef: Lijksang van mijn enig Kind. (1707); Muylband voor de bloedhonden; Bergtaurier (ter eere van den leidschen burgemeester Mr. Joan van den Berg). Of hij dezelfde is als ‘Jonker van Plemper’ die Gulde spreuken uitgaf, is niet bekend.
P. Plemper huwde (vermoedelijk te Leiden) in Juni 1680 (aanget. te Leiden 23 Mei) met Paschasia Wallaeus, of Waleus, jongedochter, van Middelburg, wonende op de Hoogewoerd ‘vergezelschapt’ van haar moeder Rebecca Emery of Aimery. Zij wonnen 5 kinderen, die echter, zoo het schijnt, allen jong overleden.
Zie mijn artikel over Plemper in Leidsch Jaarboekje 1921-22, 87-93.
Regt