Dit voorbereidend onderwijs werd gestaakt na een bloedspuwing op 26 Febr. 1878; een plan om een tocht mee naar de Noordpool te maken, in Mei 1878, zonderlingerwijze tot herstel van gezondheid, kwam niet tot uitvoering. 10 Juli 1878 kwam hij met zijn familie voor het eerst in de Ardennen voor een verblijf te Diekirch.
Daarvan teruggekeerd, gaf hij er voorloopig de studie voor het staatsexamen aan en aanvaardde een journalistieke betrekking aan het Handelsblad, van Nov. 1878 tot Febr. 1879. In Jan. 1879 hield hij een voordracht over Vondel voor werklui. Hij begon opnieuw aan de studie voor het staatsexamen, thans met het doel om rechten te studeeren, onder leiding van Dr. J. van Leeuwen Jr. en vooral van Dr. D.E.W. Wolff. Zijn vrienden werden in dien tijd van der Goes, H.C. Muller, Mesquita, Ising, van der Voort en van Ruyven, de eerste drie nog studenten met litterarische neigingen, de tweede drie artisten. Hij bezocht het Leesmuseum en Arti. 22 Sept. 1879 is hij gezakt voor zijn admissie-examen tot de universiteit. Een jaar later was hij gelukkiger. In het najaar van 1880 begon hij aan de amsterdamsche universiteit zijn studie in de rechten. In de Studentenalmanak van 1879 was reeds een vers van hem verschenen: Koekkoek Eén zang onder het pseudoniem Ruen Delfra Sui.
In den zomer van 1879 heeft hij opnieuw met zijn familie de Ardennen bezocht en in Laroche gelogeerd. Vóór dit bezoek, in het voorjaar van 1879, had hij reeds het plan tot het schrijven van een reeks sonnetten tot verheerlijking van de liefde en waarin zekere eenheid zou heerschen.
In Laroche heeft hij kennis gemaakt met de 19-jarige Mathilde Thomas, een Belgische, die daar met haar oom Xavier de Reul, geoloog en letterkundige, logeerde. Het korte samenzijn met Mathilde, hoogstens veertien dagen, heeft Perk tot dichter gemaakt. Mathilde was verloofd en voelde buitendien niets voor hem, maar haar schoonheid heeft hem aangegrepen en uit den cultus der stoffelijke schoonheid is die voor geestelijke schoonheid en het leven der verbeelding geboren. In het najaar van 1879 was de Mathilde-cyclus voltooid. Mathilde zelf heeft de sonnetten, waarin zij werd verheerlijkt, nooit gelezen. Bij ditzelfde bezoek aan Laroche heeft Perk ook ontmoet Oscar Wilde en Pennel Rodd, later engelsch ambassadeur te Rome, toen beiden Oxfordmen.
In het najaar van 1879 kwam hij in aanraking met Willem Kloos; 15 Mei 1880 bestond er tusschen beiden een intieme vriendschap, die in Dec. 1880 zeer bekoeld is en spoedig geheel verbroken wordt. Eenmaal student, volgde hij buiten de juridische colleges die van Allard Pierson en Spruyt. Hij woonde toen op kamers in Amsterdam, o.a. Kerkstraat 263 en werkte aan de vertaling, voor een hollandsche periodiek, van een grooten franschen roman, die door zijn tante Octor genoemd wordt. Midden Juli 1880, bracht hij met Kloos een bezoek aan Betsy Perk te Spa, vandaar gingen beiden naar Brussel, waar zij Dr. Doorenbos, die daar toen woonde, bezochten, waarna ze hun reis verder tot Laroche uitstrekten, waar Dr. Doorenbos hen bezocht. Het bezoek aan Brussel gaf hem aanleiding om een stuk Het Eden-theater te Brussel, te schrijven, dat in de Groene Amsterdammer verscheen, zooals daar reeds een gedicht op een grooten brand in Amsterdam op 7 Jan. 1886 was opgenomen.
Begin 1881 heeft Vosmaer Perk aan den Spectator verbonden als criticus voor de gedichten. Als zoodanig heeft hij enkel een kritiek geleverd op een bundel van Honigh, Geen Zomer. Daarna