[Pennincx, Gerardus]
PENNINCX (Gerardus), geb. te Gemert, overl. te Erp 27 Juli 1760, werd 25 Sept. 1720 tot subdiaken gewijd en kreeg in 1722 zijn benoeming tot kapelaan te Erp, werd 13 Aug. 1731 tot pastoor van Deurne door H.H.M. toegelaten en trad 7 Sept. d.a.v. als zoodanig in dienst. Al spoedig raakte hij in onmin met eenige van zijn parochianen en het kwam na verloop van tijd zoover, dat hij in 1736 bijna zijn heele gemeente tegen zich vond. Volgens getuigenis van den heer van Deurne werden de ingezetenen opgestookt door den drost Pero de Cassemajor. De toestand in de gemeente werd intusschen voor hem onhoudbaar en het volgende jaar 1737 wisselde Pennincx onder het goedkeuring van den vicaris met den pastoor Gerardus van der Leen van plaats. De strijd was echter hiermede niet uit. Nog voor Pennincx Deurne verlaten had, was het tooneel des strijds reeds naar elders verplaatst en nam hij een duidelijk kenbare financieel-politieke kleur aan. Adriaan van Hout, de molenaar, die met een nicht van den vicaris Gijsbert v.d. Asdonck was gehuwd, was aan Pennincx verwant en had zich in die dorpsoneenigheden gansch niet op een onzijdig standpunt gehouden, maar de partij voor den pastoor getrokken. Daardoor joeg hij de ingezetenen zoo tegen zich in het harnas, dat zij, spijt art. 13 van de ordinantie op het gemaal, naar buiten ten molen gingen, tot groote schade van den heer en den molenaar. De drost liet intusschen alles oogluikend toe. Er werden vergaderingen gehouden, requesten gepresenteerd en zelfs werden de Hoogmogenden in het geval gemoeid, vooral toen de questie naar voren werd gebracht, dat de molenaar te veel ‘schepte’, m.a.w., de ingezetenen bedroog. Hoe de heer Balthasar Coymans ook de