het klooster Bethlehem te Leuven en tot secretaris zijner Windesheimsche congregatie. 1618 bracht hij met den prior van Groenendaal het college zijner congregatie te Leuven tot stand. Na vijfjarig bestuur in Bethlehem werd hij gekozen tot prior van Mariënhage, dat reeds sinds eenige jaren een toevlucht had gezocht in 's Hertogenbosch bij de St. Pieterskerk. Het kloostergebouw te Woensel was geheel verwoest en verbrand en een verblijf aldaar onveilig, en de middelen tot herstel ontbraken.
Zie: Foppens, Historia episc. Sylvaeduc. 271; Schutjes, Gesch. bisd. 's Hertogenbosch V, 946, 949; Acquoy, Het klooster te Windesheim II, 101, 167, III, 81; Analectes hist. eccl. Belg.
Fruytier