[Ostayen, Jacob van]
OSTAYEN (Jacob van), geboren te Zundert in het begin der 16e eeuw en te 's Hertogenbosch waarschijnlijk overleden omstreeks 1570. Hij behaalde het doctoraat in de medicijnen en huwde Beatrix Brants, dochter van Gerrit, waarbij vermoedelijk een kind, Mr. Dirck van Ostayen, die in een bossche schepen-akte van 1553 wordt genoemd. Na het overlijden zijner echtgenoote, die voor het St. Oncommers-altaar in de bossche St. Jan werd begraven, werd van Ostayen priester en woonde aldaar de Oude aan Dieze.
Hij sticht 5 Dec. 1561 twee beurzen in het Arm Fraterhuis zijner woonplaats voor toekomstige dominicanen, elk van 500 gulden: deze worden 14 Oct. 1616 aan het bossche seminarie overgedragen. In zijn testament van 4 Nov. 1564 vermaakt hij legaten aan de Dominicaner-kloosters te 's Hertogenbosch, Brussel en Utrecht; aan het klooster derzelfde orde te Rotterdam voor een kloosterstudent aan de hoogeschool van Keulen of Leuven; aan de negen-armen-blokken zijner woonplaats en aan het gasthuis zijner geboorteplaats. In 1567 leende hij renteloos geld aan het bossche stadsbestuur om het krijgsvolk te betalen, tijdens de godsdienstige beroerten aangenomen. In 1573 treden de uitvoerders van zijn testament op.
Zie: A.v.d. Does de Willebois, Studiebeurzen II, 242 en 263; Taxandrie IX (1902), 281-88; G.A. Meyer-Jac. Brouwer, Chronicon conventus Buscoducensis, 188; A.v. Sasse v. Ysselt, Voorname huizen II, 278 e.v.; H.v.d. Hoeven, Bijdr. tot de kennis der geschiedenis van Zundert en Wernhout, 247; R.A. van Zuylen, Inventaris der arch. van 's Hertogenbosch, Rek. I, 773.
Juten