[Op Ten Noort, Hendrik Jan]
OP TEN NOORT (Hendrik Jan), zoon van Gerhard David (kol. 924 en van Henriëtte Beatrix Brantsen, geb. te Arnhem 1769; gest. op den huize Meeuwenberg bij Zutfen in 1857. Hij werd in 1786 als student ingeschreven te Leiden, waar hij in 1790 in de beide rechten promoveerde op Theses quasdam controversas. Hij werd in 1802 benoemd tot lid van de stedelijke regeering van Zutfen door het bestuur van het departement Gelderland. Hij bleef dit tot 1808, toen koning Lodewijk Napoleon hem benoemde tot wethouder aldaar, wat hij tot 1811 gebleven is. In 1813 nam hij de benoeming aan tot ‘greffier de la justice de paix du canton de Zutfen’, uit welk ambt hij in 1814 eervol ontslagen werd. Het jaar te voren reeds belast met de voorloopige waarneming van het ambt van controleur der dir. belastingen in de divisie Zutfen, werd hem in 1814 door den C.G. tot de zaken der financiën de provisioneele waarneming opgedragen van dit ambt in het departement van den Boven-IJsel. In 1817 volgde zijn benoeming tot controleur der dir. belastingen der 2e klasse, in 1822 ook die der accijnsen en der in- en uitg. rechten te Zutfen. Op verzoek uit dit ambt in 1823 eervol ontslagen, werd hij in hetzelfde jaar door den minister van staat, directeur der Alg. nederl. maatschappij ter begunstiging van den volksvlijt benoemd tot agent dier maatschappij te Zutfen op een salaris van 2500 gld. Dit ambt veranderde later in dat van agent van den rijkskassier en sedert 1844 in dat van agent van 's rijks schatkist. Van 1825 tot zijn overlijden was hij lid der Provinciale Staten van Gelderland.