[Op Ten Noort, Gijsbert (1)]
OP TEN NOORT (Gijsbert) (1), zoon van Joost (1) en van Reinera van Brienen, geb. te Zutfen 1635, gest. te Arnhem, waar hij toevallig vertoefde, in 1701. Hij studeerde te Harderwijk in de wijsbegeerte en te Franeker in de rechten, waar hij resp. in 1652 en 1655 werd ingeschreven. In 1657 promoveerde hij in de beide rechten. Evenals zijn broer Johan (4) genoot hij den naam van een schrander rechtsgeleerde en ook zijn adviezen en besluiten worden in Schrassert's werk aangehaald.
In 1663 volgde hij Th. Cremer op als 3e secretaris van de stad Zutfen, welk ambt bestond sinds 1593 toen het aantal stadssecretarissen van 2 op 3 gebracht werd. In Juni 1667 verzocht hij den magistraat van zijn geboortestad om de ‘stads-stemme’ ten einde het ambt te verwerven van momber van het vorstendom Gelre en graafschap Zutfen, dat vaceerende was door den dood van Dr. Lambert van Eck, burgemeester van Tiel. Op de tourbeurt van de gedeputeerden van het graafschap Zutfen werd hij in Aug. 1667 benoemd, in welk ambt hij in 1674 na het vertrek der Franschen gecontinueerd en tevens benoemd werd tot gedeputeerde van het kwartier van de Veluwe. Het volgend jaar stelde de erfstadhouder van Gelderland, Willem III, hem aan tot secretaris van gedeputeerden in het kwartier Zutfen en in 1678 op Petri, d.i. 22 Februari, tot ‘raedsvrundt ende schepen’ der stad Zutfen, ter vervanging van wijlen Johan Ruiter tot Vieracker. De titel ‘raadsvriend’ is in deze aanstelling wel zeer eigenaardig, daar slechts afgetreden schepenen raad of ‘raadsvriend’ genoemd werden. Daar de financiën door den oorlog in zeer berooiden staat waren, deden de leden der stedelijke regeering afstand van hunne achterstallige tractementen over de jaren 1675-77, en bepaalden tevens, dat de na Petri (1678) nieuw aangestelde schepenen de eerste zes jaren slechts het halve tractement zouden genieten. Ook G. stemde hierin toe, hoewel hij op en niet na Petri was benoemd. Als burgemeester werd hij herhaaldelijk afgevaardigd ter vergadering van den gelderschen landdag te Arnhem, waar hij plotseling aan een beroerte overleden is. Hij ligt begraven in de groote kerk te Zutfen.
Het erve en goed Stickerslach was hem toegewezen, nadat het op zijn verzoek van de leenroerigheid was ontslagen.
Hij was gehuwd met Wilhelmina Wentholt, dochter van Johan W., curator van de Illustre School te Deventer en gemeensman aldaar, en van Eva Nilant (gest. 1726). Uit dit huwelijk sproten 3 dochters en 5 zoons: Joost Willem, Johan (6), Engelbert (3), die beide volgen, Albert en Arnold. Toen de binnengerukte fransche troepen in Mei en Juni van het rampjaar Gelderland en Utrecht hadden be-