N.
[Nanninksz., Pieter]
NANNINKSZ. (Pieter), uit Benningbroek, was na Koppen Cornelisz. en diens zoon, Nanning Koppens (zie dit deel kol. 722) het derde slachtoffer van Sonoy's Bloedraad in het Noorderkwartier. Evenals Koppen Cornelisz., behoorde hij tot den welgezeten boerenstand. Om hem maar tot bekentenis te brengen, maakte men gebruik van een pas uitgevonden marteltuig, de z.g. loopende windas. Bovendien werden door Sonoy ratten naar Enkhuizen gezonden, welke het lichaam van den ongelukkige moesten doorknagen. Bor heeft in zijn ‘Historie’ een tweetal teekeningen opgenomen, hem door Goltzius verschaft, van de houten kist, inwendig met ijzer beslagen, waarbinnen men de ratten plaatste, benevens gloeiende kolen, om de beesten tot razernij te brengen; in het deksel waren gaten aangebracht, en Pieter Nanninks werd voorover op deze kist gelegd. Door onduldbare pijnen overmeesterd, beschuldigde hij twee inwoners van Hoorn, Pieter El en Jan Jeroensz, ofschoon dezen onschuldig waren, van landverraad. Het kwam daarop tot hoogen twist tusschen Sonoy en de Hoornsche vroedschap, toen hij, zich niet storend aan de afspraak, Jan Jeroensz. buiten haar voorkennis