[Muurling, Sytze Westerbaan]
MUURLING (Sytze Westerbaan), geb. te Stiens 29 Nov. 1836, overl. te Batavia 17 Oct. 1876, was de zoon van Dr. W. Muurling (III, kol. 891), predikant en sedert 1837 hoogleeraar in de theologie, en I. Westerbaan. Hij genoot lager onderwijs op de school van Rijkers, en middelbaar onderwijs eerst, daar hij in de rechten zou studeeren, op het gymnasium, maar daar hîj na drie jaren van voornemen veranderde (tengevolge van of in verband met eene zware ziekte) op de school van Hüther, beide te Groningen, waar zijn vader in 1840 tot hoogleeraar benoemd was. In 1848 verloor hij zijn moeder; zijn vader hertrouwde in 1850.
In 1854 deed hij met goed gevolg toelatingsexamen voor de Koninklijke academie te Delft en in 1859 verwierf hij het diploma van burgerlijk ingenieur. Bij beschikking van den minister van koloniën van 4 Febr. 1860 werd hij aangewezen om den directeur der openbare werken in Nederlandsch Oost-Indië, H. de Bruyn (I, kol. 505), te vergezellen op een reis ter bestudeering van de stelsels van bevloeiing, in zwang in Zuid-Frankrijk en Italië. Het verslag dezer reis is in de werken van het Koninklijk instituut van ingenieurs opgenomen (Verhandelingen 1862-63, blz. 60).
Muurling vertrok, na benoeming tot aspirant-ingenieur van den Nederlandsch-Indischen waterstaat op 25 Juli 1860, in October d.a.v. derwaarts, tegelijk met de Bruyn en diens familie. In Indië aangekomen, werd hij op het hoofdbureau onder de Bruyn geplaatst. Op 13 Febr. 1863 tot ingenieur 3e klasse bevorderd, werd hij eerstaanwezend ingenieur te Kediri. Hij was daar behalve als ingenieur ook als landmeter werkzaam. Daar heeft hij de eerste ijzeren brug, die op Java uitgevoerd is, over de rivier de Kediri, ontworpen en gebouwd; zij werd door deskundigen een meesterstuk genoemd. Op 16 Sept. 1865 werd hij tot ingenieur 2e, op 19 Sept. 1873 tot ingenieur 1e klasse bevorderd. Hij bleef ter standplaats Kediri wonen. In het begin van 1874 verzocht hij om gezondheidsredenen een tweejarig verlof naar Europa, dat hem 17 Maart van dat jaar verleend werd. Hij kwam 29 Mei in Nederland aan en vestigde zich te 's Gravenhage. Een zeldzaam voorkomend geval was het, dat Muurling, toen hij zich voldoende hersteld achtte, zich, na één jaar verlof gehad te hebben, weder aangaf om naar Indië terug te keeren.
Hij vertrok 16 Oct. 1875 en werd bij zijn aankomst aldaar in Dec. d.a.v., daar er geen plaats als ingenieur 1e klasse open was, herplaatst als ingenieur 2e klasse, en wel op het hoofdbureau onder de Bruyn. Op 16 Juli 1876 werd hij benoemd tot hoofdingenieur 2e klasse, en bleef in zijn betrekking. Huet zegt verkeerdelijk, dat hij toen een afdeeling bekwam. Er waren 3 afdeelingen, waarvan de oudste hoofdingenieurs inspecteur waren, en Muurling had, toen hij tot hoofdingenieur benoemd werd, 10 hoofdingenieurs boven zich op, de