door de welsprekendheid, waarmee hij zijn overtuiging wist te verdedigen, grooten invloed. Na 1 Juli 1840 op een proefschrift: De typho abdominali sive febre typhoidea tot doctor in de geneeskunde te zijn gepromoveerd, vestigde hij zich in zijn geboortestad, waar hij spoedig een groot arbeidsveld vond, niet alleen door een goede praktijk, doch ook door zijn benoeming tot lid van tal van commissies en besturen, vooral doch volstrekt niet uitsluitend, op het gebied van wetenschap en kunst. Hij behoorde tot de eerste hoofdbestuurders der Mij. tot bevordering der geneeskunst en tot de oprichters van het Wetenschappelijk instituut te Rotterdam. Den 22. Maart 1848 werd zijn kunde als medicus erkend door zijn benoeming tot geneesheer-directeur van het nieuwe ziekenhuis aan den Coolsingel, waarvan het inwendige geheel naar zijn inzichten werd ingericht en dat in 1851 in gebruik genomen kon worden. In 1851 volgde Molewater's benoeming tot lector aan de Geneeskundige School te Rotterdam in de practische geneeskunde. Nog eenmaal zien wij daarna zijn naam verschijnen in het Alb. Stud. van Leiden; Jan Bastiaan Molewater, Med. Dr., liet zich in 1852 inschrijven als student in de chirurgie, waarin hij later ook promoveerde. Inmiddels was hij 7 Mei 1851 gehuwd met Jeanne Guillemine Louise Rose, de dochter van den bouwmeester van het ziekenhuis, W.N. Rose (zie art.).
Door zijn overtuigende en schitterende rede van 17 Maart 1852 gaf Molewater den grootsten stoot tot de oprichting van het Doofstommeninstituut te Rotterdam en hij werd in 1853 dan ook tot voorzitter gekozen van het bestuur dezer inrichting, waarvan hij tot zijn dood de ziel en de voortstuwende kracht was en waarvoor hij ieder jaar opnieuw door zijn toespraak bij gelegenheid van het openbaar examen der kweekelingen de belangstelling onder de aanwezigen wist op te wekken. Een groote kracht is ook van hem uitgegaan als geneesheer-directeur en als lector door zijn bezieling, zijn vurigen ijver en zijn practischen zin. Den 9. December 1864 overleed hij te Rotterdam, een weduwe en vier dochtertjes achterlatende. Slechts heel weinig heeft hij geschreven. Hij was meer een man van de daad en van het gesproken, dan van het geschreven woord. Behalve verslagen van zijn hand, o.a. als secretaris sinds 1858 van de commissie van bestuur over de Geneeskundige School, zag nog van hem het licht een beschrijving van het Rotterdamsche Ziekenhuis in het plaatwerk: Rotterdam geschetst in zijne voornaamste gebouwen, kerken en gestichten’ (Rott. P.C. Hoog 1863).
Zie: Levensbericht van Dr. J.B. Molewater door F.J.J. Schmidt in Ned. Tijdschr. voor Geneesk. (1865) en het bericht in Rott. Courant van 14 Dec. 1864; P.H. Simon Thomas, De Rotterdamsche Geneeskundige School, 1828-1866 in Rott. Jaarb. (1913, bl. 57).
Moquette