[Merwyck, Cornelis van]
MERWYCK (Cornelis van), overl. 1468, werd in 1464 met het goed Baersdonck en de halve heerlijkheid Grubbenvorst beleend, was bevelhebber der geldersche troepen in de landen van Cuyck, en Kessel en sneuvelde in 1468 in een gevecht tegen de Kleefschen. Hij was gehuwd met Catharina van Kessel, dochter van Willem (1), heer van Kessel en van Garerda van Broeckhuysen.
Zijn kinderen waren: Willem, als erfgenaam zijns vaders met Baersdonck en de halve heerlijkheid Grubbenvorst 11 Dec. 1474 beleend; 1 Mei 1493 werd een geschil tusschen hem en Mathias van Kessel, wegens het ambt van Kessel en eene som van 1100 rijnsche gulden door Frederik Schellart van Obbendorp, heer te Schinnen en te Geysteren en andere edelen bemiddeld; hij was gehuwd met Margaretha v.d. Donck, dochter van Johan en van Alard Pieck, uit welk huwelijk Caspar (1) (zie hiervoor); Johanna, echtgenoote van Arnold van Bocholtz, drossaard te Grave en het land van Cuyck; Matthijs, werd 10 Dec. 1484 drost en scholtis van het land van Kessel, kreeg op Zondag Jucundidat 1498 van Karel hertog van Gelder een schadeloosbrief wegens 62½ goudgulden rente, waarvoor hij zich ten behoeve des hertogs jegens Cornelius van Bergen, heer te Melyn, Sevenbergen enz. had verbonden, hij overleed vóór 27 Oct. 1500; Egbert, werd 1513 als erfgenaam van zijn broeder met Baersdonck en de halve heerlijkheid Grubbenvorst beleend.
Zie: Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duchè de Limbourg (1879) 107, 113-116, (1894) 160; Maasgouw (1897) 43-44, (1898) 8, 11, 16.
Verzijl