[Marcquis, Cornelius]
MARCQUIS (Cornelius), of Marquis, geb. te Amsterdam, priester, studeerde te Leuven en overleed als pastoor van het Duifje te Amsterdam 1721. Hij was eerst pastoor te Enkhuizen in de statie St. Gommarus aan de Breestraat en legde er 20 Dec. 1683 een doopboek aan. 1688 wordt hij door den provicaris geprezen als ‘vir modestus, religiosus ac eleganti morum suavitate gratus’. 1692 had hij Enkhuizen verlaten. Zijn opvolger was een voorman der Jansenisten, zeer geprezen door de Bat. Sacr. De St. Gommarusstatie bleef in handen der Jansenisten. De Bat. Sacr. 450 zegt van Corn. Marcquis, dat hij zijn pastorij te Enkhuizen verliet ‘Sibi Deoque victurus’. 1701 staat zijn naam bij de 300 onderteekeningen van het geschrift ten gunste van P. Codde als ‘expastor Enkhusanus’ (Bat. Sacr. 520). Waarschijnlijk zijn die onderteekeningen niet door de personen zelf geplaatst. 1709 tot 1711 bediende hij weer als pastoor de seculiere statie te Kampen. Verkeerd wordt in de lijsten (Arch. Aartsb. Utrecht IV, 129, VIII, 98) beweerd, dat hij te Kampen pastoor was tot 1717. Hij deed aldaar zijn laatsten doop 24 Mei 1711 en zijn opvolger doopte 26 Mei daaropvolgend.
Waar hij 1711-1717 verbleef, blijkt niet. Door tusschenkomst van zijn neef, den amsterdamschen burgemeester Gerrit Hooft, werd hij pastoor van het Duifje, 10 Mei 1717. Mogelijk is, dat hij, ofschoon niet aangenomen door het stadsbestuur, reeds tevoren werkzaam was te Amsterdam. In deze stad wisten de Jansenisten door hun invloed bij de stadsregeering het den R. Katholieken lastig te maken en vele vervolging en strenge toepassing der plakkaten te bewerken. Pastoor Marcquis moest 1720 een boete van 100 dukaten betalen aan den schout.
5 Oct. 1717 werd Corn. Marcquis gekozen als lid van het zoogenaamde kapittel van Haarlem en 26 April 1718 ingeleid. 8 Oct. 1720 was hij verhinderd de vergadering bij te wonen. 22 April 1721 werd wegens zijn dood in zijn plaats gekozen Franciscus Schatter. Vóór zijn dood had hij met toestemming van den apost.-vicaris Bijlevelt afstand gedaan van zijn pastoraat ten behoeve van Franciscus Schouwen, die hem 1 Nov. 1720 opvolgde als pastoor van het Duifje. Dit geschiedde om zijn statie niet te doen vallen in handen der Jansenisten. Dezen verwekten na zijn dood heel wat opschudding, zoodat de statie voor een tijd werd gesloten.