toen Dionysius de Kartuizer in 1423 zijn intrede deed in het roermondsche klooster. Kort daarna verkreeg hij tevens de waardigheid van visitator der ordesprovincie van den Rijn, welke zich uitstrekte tot Bern. Meermalen moest hij nu het generaal-kapittel der orde bijwonen in de Grande-Chartreuse bij Grenoble. Als een bewijs zijner nederigheid wordt verhaald, dat de grijsaard te voet daarheen reisde, met een eikenhouten stok in de hand en gaande van klooster tot klooster. Met een bewonderenswaardigen moed legde hij aldus den afstand af, welke Roermond scheidt van het gebergte van Dauphiné. Daar placht hij, zooals Dorlandus in zijn Chronicon Cartusiense zegt, door den generaal R.P.D. Guillaume de la Motte en de vergaderde kartuizers ontvangen te worden als een engel Gods. Zijn raadgevingen hadden aldaar een beslissenden invloed. Voorts werd zijn ijver, vroomheid, geleerdheid en bescheidenheid onvergelijkelijk genoemd.
Toen Bartholomeus in 1446, door ouderdom en ziekte verzwakt, herhaaldelijk ontheffing uit zijn ambten had verzocht, werd omstreeks Mei van dat jaar aan zijn verzoek gevolg gegeven. Een lange rust was hem echter niet meer vergund. Reeds in Juli van dat jaar overleed hij te Keulen in de chartreuse van St. Barbara. Aldaar is hij ook begraven.
Een opsomming zijner geschriften vindt men bij Petrejus (die er 16 noemt) en Paquot (die er 21 vermeldt), alsmede bij Morotius (die er 22 opnoemt) en in de Biographie Nat. de Belgique. Zij waren in den tijd van Petrejus (1608) in hs. aanwezig in het kartuizerklooster te Keulen. Bijzondere vermelding verdient de verhandeling: De auctoriate concilii supra Papam, waarin hij in een contemporeele strijd vraag de zijde kiest van Gerson en Dionysius Carthusianus. In het Britsch Museum (Arundel 358, fol. 18-42) vindt men in hs. Bartholomaei, prioris Carthusiensis in Reymunda sive Ruremunda Exhortatio ad constantiam suscepti propositi cuidam novicio Carthusiensi directa. Te Weenen (4967 - theol. 637, fol. 115a-118b): Bartholomeus de Ruremunda. De proclamationibus in Capitulo.
Onder de werken van Joannes Gerson bevinden zich twee brieven ‘ad Bartholomaeum Cartusiensem’, waarin de parijsche kanselier de eerste twee deelen van Ruysbroeck's geschrift De ornatu spiritualium nuptiarum zeer prijst, doch den inhoud van het derde deel ernstig laakt. Dionysius de Kartuizer en anderen hebben daarop Ruysbroeck verdedigd.
Bartholomeus schijnt ook nog tijdens zijn verblijf in Roermond in betrekking te hebben gestaan tot de Universiteit van Keulen.
Zie: Th. Petrejus, Bibliotheca Carthusiana (Colon. 1609), 18; P. Dorlandi, Chronicon Carthusiense (Colon. 1608), 390-391; le Couteulx, Annales Ordinis Cartus. VI (Monstrolii 1890), 140, 292-293; le Vasseur, Ephemerides Ordinis Cartus. II (Monstrolii 1891), 338; Foppens, Bibliotheca Belgica I, 129; Töpke, Matrikel der Universität Heidelberg I. 119, 120, 146, 147, II, 369, 371, 610; H. Keussen, Die Matrikel der Universität Köln 1389 bis 1559, I (Bonn 1892), 569; Morotius, Theatrum chronol. sacri ordinis Cartus. (Taurini 1681), 82-83; Paquot, Mémoires II, 23; N. Molin, Historia Cartusiana II (Tornaci 1904), 240-242; Dionysii Cartusiani Opera Omnia, Indices i.v. ‘Bartholomeus’; Bijdr. en Meded. Hist. Gen. Utrecht IX (1886), 279; Biographie Nat. de Belgique, t. I; J. Gersonii Opera Omnia, ed. M.L. Ellies du Pin (Hagae Comitum 1728).
Scholtens