[Lijnden van de Voorst, Otto Frederik graaf van]
LIJNDEN VAN DE VOORST, (Otto Frederik graaf van), geb. 18 Januari 1716, overl. op den burcht te Nijmegen 21 Mei 1788, zoon van graaf Adriaan (dl. II, kol. 859) tot Poll en Beering, en van Stephania Anna Amaranthe von Vittinghoff genaamd Schell.
Hij was heer van Nederhemert en de Voorst. De eerste heerlijkheid was hem aangekomen door zijn moeder; de tweede kocht hij in 1759 van George van Keppel, 3en graaf van Albemarle. Den 24. Mei 1732 werd hij te Leiden student in de rechten. Hij werd geadmitteerd in de ridderschap van Nijmegen 26 April 1738, raad en rentmeester-generaal van de bede in Brabant en de Meijerij van 's Hertogenbosch, ambtman van Overbetuwe, in 1734 burggraaf, richter en dijkgraaf van het Rijk van Nijmegen, Gedeputeerde Staat.
Wegens het kwartier van Nijmegen werd hij 14 Juni 1786 verkozen tot curator der hoogeschool te Harderwijk, welk ambt hij tot zijn dood waarnam (opgevolgd door Jan Elias v.L., die voorgaat). Hij verrijkte de bibliotheek dier school met een kostbaar boekgeschenk, dat later door zijn weduwe volledig gemaakt werd, en zorgde dat de hoogeschool de haar tijdelijk verleende toelage bleef behouden. Hij stierf, geroemd als een ijverig voorstander der letteren en begunstiger der geleerden.
Hij huwde 13 Juni 1754 met Frederica Louisa van der Does van Noordwijk, geb. 21 Febr., ged. Kloosterk. te 's Gravenhage 24 Febr. 1730, overl. te 's Gravenhage, in haar woning in het Voorhout, 9 Mei 1811, begr. te Nederhemert, dochter van Steven (dl. VI, 440) en van Theodora Odilia Doys.
Dit huwelijk was kinderloos. Zij adopteerden Ottelina Frederika Louise van Reede (later: gravin van Lijnden Reede),