Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 772]
| |
gen, werd 29 Nov. 1560 als erfgenaam zijner moeder, met het huis Grebben, de halve heerlijkheid Grubbenvorst en Velden en een deel van den tol van Venlo beleend; hij tochtte hieraan zijn vrouw Cornelia van Harff 1 Dec. 1560, bezwaarde den tol van Venlo met een rente van 48 gulden, aan Johan Vogelsanck te lossen in 6 jaren met 13.000 gulden, 12 Jan. 1566; tochtte zijn tweede vrouw Gertrudis van den Bijlandt 9 April 1566. In 1569 ontstond tusschen hem en de stad Venlo een twist; hij had een schip en lading koren, in zijne heerlijkheid gewassen en geladen voor 's Hertogenbosch, in beslag genomen, wijl men van den schipper te Venlo stapel en tolrechten had gevorderd. Den 18en Januari 1591 hechtte Philips II zijn goedkeuring aan de verpanding van Caspar's aandeel in den tol van Venlo, aan de stad Venlo gedaan, mits de verpanding binnen 6 jaren werd afgelost. Caspar van der Lippe had veel te lijden van de natuurlijke kinderen van Dirk Schenck van Nijdeggen, die hem de heerlijkheden Afferden en Blijenbeek betwistten, welke hem in 1579 door Maarten Schenck, den bekenden krijgsoverste, een afstammeling der bastaarden, werden ontrukt; zij kwamen eerst kort na den dood van Maarten Schenck wederom in zijn bezit. Caspar huwde tweemaal: 1e. Cornelia van Harff, 2e. (volgens huw. contr. van 31 Dec. 1565) Gertrudis van den Bylandt (overl. 26 Oct. 1615, dochter van Roelman, heer van Spaldorp en van Barbara van Virmondt). Uit het tweede huwelijk had hij de volgende kinderen: Roelman, die 20 Januari 1608 zes weken uitstel kreeg om de goederen zijns vaders te verheffen, en in 1613 met zijne moeder en de stad Venlo een prachtcedul over het aandeel in den tol van Venlo sloot; 23 Juli 1618 was hij tegenwoordig op eene vergadering te Straelen in het klooster in het Zand gehouden door de ridderschap en de steden van het Overkwartier; hij overleed in Nov. 1620; Otto, stierf in spaanschen dienst; Willem, in 1595 gedood door Dirk Schenck; Adelheid, erfgename van Blijenbeek, enz., na haar broeder Roelman (huwde, volgens huw. contr. 4 Maart 1590 op het huis Horn, Christoffel Schenck van Nijdeggen, heer van Asselt en Swalmen, overl. 9 Maart 1624); Margaretha (overl. te Aken 15 Nov. 1633, huwde in 1592 Willem van Cortenbach, vorstelijk guliksch stalmeester); Veronica (overl. 1638, huwde in 1596 Jacob van Marnix, heer van St. Aldegonde, Souburg en Lesdin, overl. te Leiden 27 Jan. 1599); Barbara (huwde 1 Febr. 1611 Ludger van Winckelhausen, heer van Meerlo, enz., en vervolgens 20 April 1626 Albrecht van Hüchtenbruch, heer van Gastrop enz.); Anna, (huwde Reiner van Raesfeld, heer van Lütkenhoven). Zie: Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg (1885), 401, 403, (1894), 159, 281, (1912), 249; Maasgouw (1900), 12; H. Ferber, Geschichte der Familie Schenck van Nijdeggen; Egidius Slanghen, Het Markgraafschap Hoensbroeck, 199; Stadsarchief van Venlo no. 881, 883, 884, 887-892. Verzijl |
|