| |
[Lievens, Jan]
LIEVENS (Jan), schilder en etser, werd geb. 24 Oct. 1607 te Leiden en begraven in de Nieuwe Kerk te Amsterdam 8 Juni 1674. Hij was de zoon van Lieven Hendricksz. en Jans van Noortzant. Van 1615 tot 1617, dus toen hij ongeveer acht jaar was, is hij de leerling geweest van Joris van Schooten te Leiden, die ook de leermeester van Rembrandt was; Rembrandt en Lievens werkten beiden soms naar hetzelfde model. Daarna ging hij naar Amsterdam naar Pieter Last- | |
| |
man, bij wien hij twee jaar bleef. In 1629 of 1631 ging hij naar Engeland, 6 Febr. 1632 woonde hij te Leiden; in 1634 trad hij te Antwerpen in het gilde: hij leefde daar van 1634 tot 1643. Den 29sten Dec. 1638 huwde hij met Susanna, de dochter van den beeldhouwer Andreas Colijn de Nole. Misschien is Jan A. Lievensz. zijn zoon. In 1640 verwierf hij het antwerpsche burgerrecht. Hij ging er met de beroemdste schilders om, o.a. met Joh. de Heem, Dan. Seghers, P. Pontius, A. van Dyck, die zijn portret schilderde, en vele anderen. Met de Heem en Dan. Seghers werkte hij ook samen. Hij bleef niet voortdurend in Antwerpen: in 1640 was hij te Leiden en eerst na 1643 bleef hij voorgoed te Amsterdam wonen. 1 Maart 1644 woonde hij er in het huis van Jan Miense Molenaar, in 1661 was hij in den Haag lid van Pictura, in 1670 kocht hij er een huis en in 1671 woonde hij daar. Hij kreeg vele opdrachten o.a. van Frederik Hendrik, Amalia van Solms, de Staten-Generaal van Amsterdam en van Leiden. Zijn leerlingen waren Hans v.d. Wijngaerde, Hendrik Schook. Hij was steeds in geldnood en daarom woonde hij ook dan eens hier, dan eens daar. In zijn vroege werken toont hij verwantschap met Rembrandt; door zijn verblijf in Engeland kwam hij sterk onder invloed van van Dyck; van zijn vele schilderijen zijn er verscheidene over (de verdwenen schilderijen vindt men in
Wurzbach's Künstlerlexikon opgenoemd).
Schilderijen van zijn hand bevinden zich te Amsterdam, Rijksmuseum: Simson en Delila, de Verheerlijking van den vrede, Maarten Harpertsz. Tromp, Cornelia Teding van Berkhout, jongenskop; Amsterdam, Paleis: Fabius Maximus, Claudius Civilis op het schild geheven, de Gerechtigheid tusschen wijsheid en vrede; te 's Gravenhage, Museum: kop van een grijsaard; aldaar, Huis ten Bosch: de muzen op den Parnassus; Rotterdam, Mus. Boymans: kop van een kind; Leiden, Sted. Museum: Scipio; Leiden, Rijnlandshuis: mathematicus; Antwerpen, Jezuïetenkerk: heilige familie; Brussel: Minoritenkerk: S. Franc. d. Paula; Brussel, Jezuïetenkerk: S. Elisabeth; Berlijn, verz. van den voormaligen Keizer: portret van Sultan Soliman II; Berlijn, Museum: portret van een jongen in bruine kleeding, avondlandschap?; Brunswijk, Museum: Abraham omarmt Izaak, borstbeeld van een ouden man (copie naar schilderij te 's Gravenhage); Dresden, Museum: borstbeeld van een krijgsman, borstbeeld van een ouden man; Hamburg, verz. Weber: mannelijke kopstudie (niet zeker); Leipzig, verz. Thieme: jong meisje; München, Museum: oude man met zandlooper, borstbeeld van een ouden man met wit haar; Oldenburg, Museum: borstbeeld van een grijsaard, half figuur oude vrouw, jong meisje; Schwerin, Museum: visie van Zacharias, evangelist S. Lucas, portret van een ouden man; Weenen, Museum: borstbeeld van een lachenden jongen man; Weenen, verz. Czernin: borstbeeld van een jongen man naar rechts; Edinburg, Newbattle Abbey: Sir Rob. Verr, kapucijnermonnik; Londen, Nat. Gallery: Anna Maria Schürman; Londen, verz. Lord Derby: Tromp; Londen, verz. Barry: Job op mesthoop; Kopenhagen: portret van een man; Nancy, Museum: Christus a.h. kruis; Parijs, Louvre: bezoek van Maria aan Elisabeth; Petrograd, Hermitage: portret van een grijsaard; Rome, Galleria Doria: Abraham's offer; Turijn, Museum: slapende oude man; Vanäo (Zweden), verz. Wachtmeister: S. Paulus, de student; Bergamo: borstbeeld van een
grijsaard; Stockholm, verz. Brahé: Jozef zijn vader en broeders ontvangend. In verz. Steengracht te 's Gravenhage bevond zich een schilderij voorstel- | |
| |
lende een jonge vrouw, die een jongen leert lezen.
Teekeningen van zijn hand bevinden zich te Amsterdam, 's Rijks Prentenkabinet: Jac. van Campen, kop van Const. Huygens, kniestuk van een man met doodskop, borstbeeld van een man, landschap met ruiter, landschap met fluitspeler, boomlandschap, boerderij onder boomen, schutting en wagen onder boomen, boomlandschap met twee figuren, Bergerpoort te Alkmaar, boomen op een heuvel en beek, hooiberg tusschen boomen; Amsterdam, Mus. Fodor: boerenwoning aan vaart, rotsachtig landschap met vervallen boerenwoning, ingang van een tuin, Joh. Utenbogaert, C.D. Cool; Amsterdam, verz. Six; Haarlem, Mus. Teyler: portret van een man, portret van Constant. Huygens, boschlandschap, visscher aan water in bosch; Rotterdam, Mus. Boymans: landschap met boerenwoning, boomrijk landschap, boerenwagen bij geboomte, zittende man in stoel; 's Gravenhage, verz. Hofstede de Groot: gezicht op huizen, een kerk enz., portret van een man, Overtoom; 's Gravenhage, verz. Kröller: landschap; Leiden, Prentenkabinet: Overtoom te Amsterdam, Heiligewegspoort te Amsterdam (waren op de histor. tentoonstelling te Amsterdam 1925), bouwvallen Abdijkerk te Egmond Binnen, gezicht op kerk onder boomen; Maartensdijk, verz. Lugt: kop van een man (vroeger in verz. A. Köster te Leipzig); Berlijn, Prentenkabinet: landschap, teekenaar, slapende man; Berlijn, verz. Beckerath 1879: een lezende man van achteren gezien; Dresden, Prentenkabinet: Mercurius en Argus, Christus op den olijfberg; Dresden verz. Grahl: man met aap; Frankfort, Städ. Institut: Jan Vos; Leipzig, verz. Dr. Carl Otto: rivierlandschap; Leipzig, verz. Weigel: portret; Leipzig, Museum: portret van een man; Kassel, verz. Habich: boomstudie met stad; Weenen, Albertina: apostelfiguur, evangelist, boerenhutten onder boomen, borstbeeld van een jongen man met hoed, zelfportret, P. Pontius; Weenen, verz. Lanchoronski: boschlandschap; Weenen, verz. P.J.N. Geiger: hut in bosch; Londen, Britsch Museum: portret van een man, landschap met brug,
Jac. Matham, Jan de Heem, Dan. Seghers, Sylv. Delaboe, Const. Huygens, Maarten Harp. Tromp, Jan de Wit, Petrus Scriverius, manskop, studie van ets voorst. S. Franciscus,naaktfiguur, landschap met fluitspeler, landschap, boschlandschap, figuurstudie; Londen, verz. Heseltine: kanaal, landschap; Londen, verz. Reitlinger: landschap met vee; Amerika, verz. Pierpont Morgan (vroeger verz. Fairfax Murray): offering van Manoah. Ook op verschillende veilingen komen teekeningen door Lievens o. toegeschreven aan hem voor, o.a. op veil. R.W.P. de Vries, 25 Jan. 1922 het portret v. Const. Huygens (vergelijk die in het Teyler-museum en die in het Britsch Museum).
Prenten van zijn hand zijn: Maria met kind, aanbidding der herders, opwekking van Lazarus, S. Joh. de Evangelist, S. Hieronymus, S. Franciscus, S. Antonius, knielende man, Mercurius en Argus, spelers en de dood, Oostersche figuren enz., man en vrouw, blanke negers, Ephr. Bonus, Joost v.d. Vondel, Dan. Heinsius, Jacq. Gouter, Venetiaan, landschap, de vier Evangelisten; houtsneden zijn: boomen, Cain en Abel, borstbeeld van een man (3 stuks), kop van een man (2 maal), zittende man in stoel naar rechts, grijsaard met zandlooper. Waarschijnlijk zijn er onder de op naam van Rembrandt staande etsen nog wel enkele, die door Lievens gemaakt zijn.
Naar zijn ontwerp maakten prenten: C. Schroeder, A. Schwester, C. Waumans, J. Houbraken, M. Mosijn, J. Cootwijk, A.v.d. Does, J. François, onbekend, J. van Somer, F.H. Weissenbruch,
| |
| |
S. Savry, Luc. Vorsterman, R. Vinkeles, P. Pontius, R. Cooper, P. de Jode, A.H. Payne, A. Blooteling, Krüger, M. Oesterreich, J. Suyderhoef, J. de Frey, W.P. Louw, C. van Dalen, H. Rokesz, G.W. Müller, A. Besseling, J. de Visscher, F.v. Wijngaerden, J.Th. Lembke, N. Rhein, W. Unger, R. Roghman, G.F. Schmidt, N. Mossoloff, J. Mock, G. Longhi, A. Bartsch, Ph. Ganz, J.G. van Vliet, J. Lonys, W. de Heem, Chr. v. Meckel, A. Moitte, A. Riedel.
Zijn portret is geschilderd door A. van Dijck, waarnaar gravures door L. Vorsterman en A. Bartsch; twee geschilderde zelfportretten, waarvan een in het museum te Kopenhagen; in het museum te Augsburg een schilderij van een onbekend kunstenaar.
Zie: E.W. Moes, Oude teekeningen uit de holl. en vl. school in 's Rijks Prentenkabinet te Amsterdam (den Haag 1904); A. Bredius, Künstlerinventare G 170, 186-227, G. 231, G. 233*, G. 234*, G. 235, G. 236*, G. 237*, G. 238*, G. 239, G. 373, G. 544, U. 546, G. 565, G. 566, G. 610, Z. 774, G. 787, G. 849, G. 852, G. 973, G. 1240, G. 1249, G 1250, G 1253, G 1305, H 1359, G 1569, G. 1671, G 1826, 139n, 42n, 232n; A.M. Hind, A short history of engraving and etching (London 1923) 184, 144, 158, 175, 180, 354, 355; E.W. Moes, aanteekeningen 's Rijks Prentenkabinet te Amsterdam, afd. schilders, afd. prenten; v.d. Kellen, Aanteekeningen 's Rijks Prentenkabinet te Amsterdam; C. de Bie, Het gulden Cabinet van de edele vrij schilder-const (Antw. 1662), 243; H. Schneider in Oud- Holland (1917), 34; A.Ch. Coppier in Les Arts (1914) XIII, April, 4; W. Martin in Oud- Holland (1911), XXIX, 86; L. Burchard, Die holl. Radierer von Rembrandt (Halle a.d.S. (1912), 88; J. Six in Oud- Holland, (1919), 80; P. Kristeller, Kupferstich. u. Holzschnitt in vier Jahrh. (Berlin, 1921), 394 vlg, 542; A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon II, 44, III, 109; Orlers, Beschrijving van Leiden (1641), 375; Fr. van Mieris, Beschr. van Leyden (1770), II, 375; v. Leeuwen, Beschrijving van Leyden (1672), 190; A. Houbraken, De groote Schouburgh der
Nederlantsche Konstschilders en schilderessen (Amst., 1718-1729) II, 296, 212, III, 284; C. Kramm, De levens en werken der holl. en vl. kunstschilders etc., (Amst, 1857-1864) IV, 998; F.D.O. Obreen, Archief voor Nederl. kunstgeschiedenis (1877-87) III, IV, V, VII; F. Jos. v.d. Branden, Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool (Antw. 1883), 863; J. Link in Naumann's Archiv V, 1859; G.K. Nagler, A. Andresen en C. Clausz, Die Monogrammisten (München 1871-79) III, 2721; G.K. Nagler, Neues allgem. Künstlerlexikon (München 1835-1852) VII, 52; D. Daulby, A descriptive catalogue of the works of Rembrandt and his scholars etc. (London 1796); A. Bartsch, Catalogue raisonné de toutes les estampes qui forment l'oeuvre de Rembrandt et ceux de ses principaux imitateurs (Weenen, 1797); Galerie Bergamo, pl. 134; Stampart u. Prenner, C.v. Lützow, Die K.K. Gemäldegalerie Wien, text, 31; Cat. Rembrandttentoonstelling te Leiden (1906) pl. 22; E.A. Seemann, Die Galerie zu Braunschweig in Ihren Meisterwerken (1870) 21, 46; O. Granberg, Invent. général des Trésors d'art en Suède I, (1911) 2, 25; B. Meyer in Zeitschrift für bild. Kunst (1869) 4; Gemälde alter Meister des grossherzogl. Museum zu Schwerin herausgeg. v. Joh. Nöhring,
92; Gal. elector. Düsseldorf, XXIII, 297; Galerie Lebrun II; W. Martin, Oude Schilderkunst in Nederland (den Haag) II, 21, 52; Meisterw. der Gallerie zu München, 335; Cat.
| |
| |
Gemälde Gallerie Kaiser Friedrich Museum II, 193, 194; H. Walpole, Anecdotes of painting in England II, 363; P. Seidl, Gemälde alter Meister im Besitz des deutschen Kaisers, 115; Nation. Gallery I; Cat. Bonn, Prov. Museum (1914) p. 48; Cat. Weenen (1907) 1278; Les Arts (1914) April, 27, 29; Cat. verz. Weber te Hamburg; F. Becker, Gemäldesamml. Speck v. Sternburg in Lütschena, (Leipzig 1904) pl. 16; E. Schilling, Handzeichn. alter Meister in deutschem Privatbesitz (Frankfurt, 1924) pl. 55; Handzeichn. alter Meister im Kupferstichkabinett zu Berlin herausgegeben v. Lippmann, (1902) XVIII H, XXIX G, zie ook de oudere uitgave; J.J. de Gelder, 100 teekeningen van oude meesters in het Prentenkabinet te Leiden (Rott., 1920) 78, 79, 80; F. Becker, Handzeichn. alter Meister in Privatsamml. (Leipzig, 1922) 15; J. Meder, Handzeichn. alter Meister a. der Albertina 319, 590; Cat. verz. Grahl, 21; Cat. verz. Reveley 22; Cat. Mus. Fodor, Mus. Boymans etc.; J. Vogel, Handzeichn. u. Entwürfe älterer Meister in d. Städt. Samml. zu Leipzig; K. Woermann, Handzeichn. alter Meister im Königl. Kupferstichkabinett zu Dresden, VII, laf. 19; Kleinmann, Handzeichn. alter Meister der holl. Malerschule; Handzeichn. alter Meister in Städ. Institut zu Frankfurt III, 9; H.J. Scholten,
Catalogue raisonné des dessins des écoles franç. et hollandaise Musée Teyler à Haarlem (Haarlem 1904); H. Buisman, 40 teekeningen van oude meesters der holl. school en enkele der vlaamsche Mus. Teyler te Haarlem, (Leipzig 1924) 19; A.M. Hind, Catal. of drawings by dutch and fl. artists in the British Museum, I, 1915, LI, 1, 3; LII, 4, 5, 6, 7, 8, 9; LIV, 11, 12, 13, 15, 16; LVI, 17; LVI, 28; LVII, 14; LVII, 1; Drawings from the old masters (Gowan ed. 1909) IV ser., 35; H.S. Reitlinger, Old master drawings (London 1922), 37; F. Becker, Handzeichn. holl. Meister a.d. Samml. Hofstede de Groot, (Leipzig 1923) 25, 26; H.P. Bremmer, Beeldende Kunsten VII, 67; O. Eisenmann, Ausgewählte Handzeichn. älterer Meister a.d. Samml. Habich zu Cassel I, 20; Leo Planiczig u. Herm. Voss, Handzeichn. alter Meister a.d. Samml. B. Geiger (Wien 1921) 64; teek. Cat. verz. Weigel, 25, verz. Fairfax Murray, 209; Drawings by old masters in the British Museum III, 6, 7; verschillende veilingscatalogi.
J.M. Blok
|
|