[Kessel, Willem II heer van]
KESSEL (Willem II heer van), overl. 15 October 1541, zoon van Mathijs III en Margaretha van Hembergh, huwde 10 November 1516 met Anna van Balderich, genaamd Barich, dochter van Hendrik en van Eva van Brede In 1526 riep hij de tusschenkomst der ridderschap in tegen Adriaan van Bylant, heer van Well, die hem 300 goudgulden schuldig was; hij werd 19 Juni 1527 als erfgenaam van zijn vader met het huis van Kessel met al zijn toebehooren, den hof Genengrave, den weerd en den tol van Kessel beleend; hij had in 1529 een geschil met den graaf Christoffel van Meurs en de provisoren van het collegie St. Hieronimus te Keulen; 8 Oct. 1534 tochtte hij zijn vrouw Anna van Barich, bezegelde 27 Januari 1538 het verdrag tusschen Johan en Willem, hertogen van Gulik en Cleef ter eenre en den hertog Karel van Gelre, mitsgaders de baanderheeren, ridderschap, hoofd- en kleine steden van Gelderland ter andere zijde. Een schepenbrief van Kessel d.d. 11 Januari 1540 bevestigde het getuigenis van Peter Duyven, Johan Boermans en Johan Buskens zaliger, dat jonker Willem van Kessel den aanwas van zijn erf bevaren heeft, overmits mannen van leen, volgens het waterrecht. Willem van Kessel overleed kinderloos, weshalve de burcht van Kessel met de aanklevende leengoederen, bij erfopvolging overging op zijn achterneef Caspar van Merwyck.
Zie: Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg 1879, 110-113, 1894, 171; Maasgouw 1897, 84; Verslagen omtrent 's rijks oude archieven 1905, 390, 427.
Verzijl