[Hosden, Philippus de]
HOSDEN (Philippus de) of Hosdain, kanunnik-regulier van de orde van St. Augustinus, pastoor te Oisterwijk, N. Brabant, daarna abt van zijne abdij St. Gertrudis te Leuven, waar hij 28 Mei (niet 1 Juni, gelijk wel wordt opgegeven) 1569 overleed. Zijn voorganger, Petrus Was, om te voorkomen, dat zijne abdij in vreemde handen kwam, verzocht en verkreeg reeds 1538 van keizer Karel V een coadjutor met recht van opvolging in den persoon van den abdijheer Philips de Hosden. Deze was een tijd prior, daarna 1546 pastoor te Oisterwijk tot 1553 (en niet 1530-1538, zooals bij Schutjes). Na den dood van den abt, Petrus Was (die geen ontslag nam, zooals verkeerd bij Schutjes IV, 145 en V, 388 beweerd wordt, maar tot zijn dood de abdij bestuurde) werd 7 dagen na zijn overlijden 21 Febr. 1553 Philips de Hosden gekozen (voor den vorm?) door de kloosterlingen van St. Gertrudis en bevestigd door den bisschop van Luik, 2 Maart 1553. Philips was de gouden abt der abdij. Hij herstelde de gebouwen, die 1551 waren afgebrand, schafte meubelen en kostbare gewaden aan voor zijne kerk. Op een koorkap, nog bewaard in de St. Jacobskerk te Leuven, komt zijn geborduurd portret voor. Hij had eene voorliefde voor zijne kloosterbibliotheek; vóór 1914 bewaarde men in de universiteitsbibliotheek nog een band uit de bibliotheek der abdij met zijn wapen en beginletters, zooals hij al de door hem verworven boeken liet binden. Hij was ook conservator der privilegiën der universiteit sinds 24 Maart 1553.
Zie: Alph. Jacobs, L'abbaye noble de St. Gertrude te Louvain 53-58, 152, 158, 167, 173, 177, 187, 188; Analectes hist. eccl. Belg. XXIX (1901), 104-105; Schutjes, Gesch. bisdom 's Hertogenbosch V, 387; Gallia Christiana V, 62-63; Sanderus, Chorogr. sac. Brab. (ed. 1727) II, 3; van Even, Louvain dans le passé et dans le présent (Louv. 1895), 400, 409, 412.
Fruytier