[Heringa, Simon Petrus]
HERINGA (Simon Petrus), geb. te Berlikum (N. Br.) 29 Oct. 1830, overl. te Purmerland 22 Nov. 1895, zoon van Koenraad Heringa, predikant, tweelingbroeder van Koenraad Heringa (overl. als emeritus predikant van Groenloo 20 Dec. 1904, schrijver van een artikel in Geloof en Vrijheid 1874, blz. 399-424; zie de Bie en Loosjes, a.w. III, 740, aant. 1). Hij studeerde te Utrecht en was eerst (30 Mei 1856) hulpprediker te Hellendoorn, ook korten tijd te Sneek, daarna te Zuid Scharwoude 11 Sept. 1859, te Renesse 6 April 1885 en te Purmerland 11 Sept. 1887. Hij werd doctor in de theologie 7 Nov. 1861 op: Specimen historico-theologicum de Hermanno Witsio theologo biblico (Amst. 1861). Hij huwde 20 Nov. 1861 met Jacoba Hulst te Ooster-Blokker. Van hem bestaat een portret. Zijne verhandeling over F.C. Baur (zie beneden) is door Teyler's Godgeleerd Genootschap met goud bekroond.
Hij schreef voorts: [met D. Lodeesen] Geschiedenis van Jezus' tijd en tijdgenooten, bewerkt naar het Hoogduitsch (Amst. 1868-1872); Ferdinand Christiaan Baur. Volledig en kritisch overzicht van zijn werkzaamheid op theologisch gebied (1669) opgenomen in de Verhandelingen van Teyler's Godgel. Gen. 1870, 1-571; Uit alle werelddeelen. Schetsen en tafereelen uit de natuur en het volksleven, nihilisme, Jodenverzorging, emigratie .... (Amst. 1882/83), afl. 1 tot 7.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 740 v.; Kerkelijk Handboek (1908) Bijl. 140-154, (1909) Bijl. 145, (1911) Bijl. 184, (1912) Bijl. 147.
Knipscheer