[Hendriks, Laurens]
HENDRIKS (Laurens), doopsgezind vermaner te Amsterdam, een van de drie in de ald. op 26 April 1639 gevestigde gemeente van ‘vereenigde doopsgezinden’ uit de vroegere vlaamsche, friesche en hoogduitsche gemeenten. Drie belijdenissen naast elkander vormden den grondslag van deze vereenigde gemeente. Hoewel bij de keuze van een leeraar een onderzoek werd ingesteld naar overeenstemming met deze geschriften, mochten de drie leeraren Galenus Abrahamsz., David Spruyt en Laurens Hendriks ieder hun eigen belijdenis voorlezen, waarin de beide eersten twee belangrijke punten omzeilden, Laurens Hendriks de belijdenis op die punten nog verscherpte. De eerste twee werden verdacht van Socianisme, zoodat een hardnekkige strijd in de gemeente ontstond. Na vruchtelooze debatten volgden geschriften, die men vindt in de Bibliotheek der Ver. Doopsgez. Gemeente te Amsterdam (Catalogus der werken over de Doopsgez. en hunne gesch. [Amst. 1919], 115-118), en die beschreven zijn door W.J. Kühler in Het Socinianisme in Nederland (Leid. 1912), 164-173. In 1662 kwam het tot een wapenstilstand tusschen de beide partijen. Korten tijd later evenwel werd Galenus Abrahamsz. bij de Staten van Holland van Socinianisme beschuldigd. Laurens Hendriks werd openlijk als beschuldiger aangewezen. Maar 14 Sept. 1663 werd Galenus vrijgesproken door het Hof van Holland en zelfs voor een goed Mennoniet verklaard. Laurens Hendriks en de zijnen deden nu een Vredes-presentatie (Amst. 1664), bestaande uit 11 artikelen. De aanbieding daarvan veroorzaakte evenwel de uittreding van 700 ‘Zonisten’, naast welke de overblijvenden ‘Lamisten’ genoemd werden. Toch werd ook Laurens Hendriks beschuldigd van afwijking in de leer der oude Mennonieten. Zijn ambtgenoot en medebeschuldigde Tobias Govertsz van den Wijngaert vermeldt dit in de voorrede van de Algemeene
belijdenissen der Vereen. Vlaemsche, Vriesche en Hoogd. Doopsgez. Gemeynte te Amst. (1665); vgl. bovengen. Catalogus, blz. 168. Hij en zijne ambtgenooten, verklaart van den Wijngaert, zouden zich houden aan de ‘met de H. Schriftuur overeenkomende geloofsbelijdenissen der Mennonieten’. Deze ‘algemeene belijdenissen’ heeft Laurens Hendriks ook onderteekend.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 673 v.; de in den tekst aangehaalde literatuur, en C.B. Hylkema, Reformateurs II (Haarl. 1902), 134, aant. 287. In de Doopsgezinde Bijdragen (1869, 7, 1874, 31, 1875, 68) wordt ook een Laurens Hendriks genoemd als leeraar te Nijmegen sedert 1690 tot in 1710; ook een Hendrik Laurents die in 1759 zijn ambt als ‘vermaner’ neerlegde (aldaar 1875, 79, vgl. 1895, 71).
Knipscheer