[Hendriks, Jacob]
HENDRIKS (Jacob), of Jacob Hendrics Smidt, doopsgezind vermaner te Blokzijl, overl. ald. in 1724. Met zijne ambtgenooten Jan Adriaensz en Berent Janssen is hij in 1684 beschuldigd van socinianisme door de classis Vollenhove bij de Gedeputeerde Staten van Overijsel, waarop zij 1 Aug. van dat jaar werden vermaand. In 1686 werden zij wederom, nu door de overijselsche synode, aangeklaagd bij de Staten van het gewest. Een jaar lang bleven zij geschorst, doch wegens gebrek aan bewijs werd de schorsing opgeheven met bedreiging van arbitrale correctie. Bovendien stond zijn eigen gemeente hem tegen: de rechtzinnige meerderheid ergerde zich aan hem, ja zette de beschuldigingen tegen hem voort. De geschiedenis van de ‘Zonisten’ en de ‘Lamisten’ (zie op Laurens Hendriks, volg. art.) te Amsterdam werd naar Blokzijl overgebracht. Daar kwam bij de uitgave van zijn boekje Onderwijs na den weg ten hemel (Amst. 1698, 12o.) De overijselsche synode klaagde hem daarover aan bij den drost van Vollenhove (31 Mei 1699): het heette ‘een vuil en lasterlijk libel’! Tot verantwoording geroepen gaf Jacob Hendriks in geen enkel opzicht toe, ook niet nadat hij in Jan. 1700 in hechtenis werd genomen en een zware gevangenisstraf moest ondergaan in ‘den pijper’, een vuil onderaardsch krot. Eindelijk, 19 Nov. 1700, moest men hem weer vrij laten, wat geschiedde met dezelfde bedreigingen als voorheen. Het boekje Praetje bij de weg, dat kort hierop verscheen en deze zaak behandelt, wordt aan hem toegescheven.