Hij schreef: G. de Wind uit zijne verhandeling van Godts algemeene genade ontmaskert .... (vooraf gaat een bericht wegens de Doopsgezinden en der zelver leer) (Middelb. 1730); Brief aan G. Maatschoen betreffende voornamelijk den oorsprong en betrekking der Mennoniten of Doopsgezinden in opzigt tot de Munsterse .... (Middelb. 1744).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 658-660; Catalogus der werken over de Doopsgezinden en hunne gesch. in de bibl. der Ver. Dpsg. Gem. te Amsterdam (Amst. 1919), 208 v.
Knipscheer