Elburg. Zijne richting was de coccejaansche. Hij huwde in Jan. 1758 met Theodora Segerina van Loon, en na haar overlijden met Egbarta Römer, wed. van Marle.
Hij schreef: De planting van Jesus Kerke door dienst der apostelen, zeer levendig afgebeeld onder de vier doorluchtigste wonderwerken van Christus, beschreven Matth. 8:2-16 .... (Amst. 1769).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 620 v.; Kerkelijk Handboek (1903) Bijl. 122.
Knipscheer