[Hasebroek, Elisabeth Johanna]
HASEBROEK (Elisabeth Johanna), zuster van Ds. J.P. Hasebroek (zie III, kol. 546), werd den 4en April 1811 te Leiden geboren en overleed 12 September 1887 te Amersfoort. Hare ouders waren Johannes H., apotheker te Leiden, en Anna Maria Theresia Kleyn. In 1836 trok zij, de ‘Editha’ uit Jonathan's Waarheid en Droomen met haren broeder naar de pastorie van Heiloo, die door beider gulle gastvrijheid den letterkundigen kring tot zich trok, tot welken Toussaint, Beets, Kneppelhout, Potgieter, W. de Clercq e.a. behoorden. In 1843 volgde zij den ongehuwden predikant naar Breda en bleef hier tot 1847, toen deze trouwde. Zij keerde terug in den huiselijken kring te Wijk bij Duurstede, waar ze niet alleen vrienden van letteren tot zich trok, maar zich ook aan maatschappelijk werk begon te wijden. Zoo richtte ze er met mevr. de barones van Ittersum een zondagsschool op, die een 70 leerlingen kreeg. Na den dood van hare moeder (1865) verhuisde ze naar Amersfoort. Hier bleef ze in weerwil van zwakke gezondheid en langdurig smartelijk lijden werken en leverde bijdragen aan jaarboekjes en tijdschriften. Als prozaschrijfster maakte ze naam met hare novelle Te Laat (1838), waarom zij zich bij hare volgende novellen Elize (1839), Twee Vrouwen (1840), De Bedevaartgangers (1841) steeds betitelde als ‘schrijfster van Te Laat’. Van hare latere pennevruchten noemen we nog Verhalen en Schetsen (1852); Margaretha Blaaser en eenige andere bladen uit mijn Schetsboek (1855) en De Vrouwen der Hervorming (2 dl. 1859). Van ‘Te Laat’ verscheen in 1856 een herdruk en opnieuw - tegelijk van Elize, Twee Vrouwen en de Bedevaartgangers - in 1877, welke alle vier met een veel milder waardeering werden
verwelkomd door Busken Huet dan Boudewijn in Braga (1844) ‘zus Elize, Murwe schrijfster van Te Laat’ toedacht. In de Guldens-Editie gaf in 1892 Jonathan een inleidend woord bij een nieuwe uitgave van haar eerste novelle.
Haar portret is gegraveerd door een onbekend kunstenaar en gelithografeerd door H.W. Last.
Zie: Open brief tot haar gericht in 1880 door mevr. Bosboom - Toussaint bij den 3en druk van de Graaf van Devonshire; Nederl. Spectator, 1887, 316; Eigen Haard, 1888, 596; A. Busken Huet, Litt. Fantasien en Kritieken, 10e dl., 1878.
R. Zuidema