Willem III was hierover zoo voldaan, dat hij d'Yvoy het pensioen schonk, dat hij en zijn vader op de domeinen van Bourgondië had, met belofte om dit ook na zijn dood aan zijn weduwe te zullen uitkeeren; tevens verkreeg d'Yvoy de toezegging van de survivance van zijn compagnie op een van zijn twee zoons en de dadelijke aanstelling van den oudsten, Frederik Thomas (zie hiervóór), toen 10 jaar oud (!), tot kapitein. Voorts stelde Willem III hem aan tot kanunnik in het kapittel van Wijk bij Duurstede, terwijl de Staten hem met een geschenk van ƒ 3000 vereerden. d'Yvoy was kwartiermeester-generaal van 's lands fortificatiën en commandeur van Schenkenschans, toen de senaat van Genève in 1684 opnieuw aan den Prins verzocht van zijn kundigheden gebruik te mogen maken om de fortificatiën te inspecteeren. D'Yvoy begaf er zich heen, met een van zijn zoons, den kapitein Gabriël Mallet en den luitenant Cassin; men deed op zijn voorstel vier nieuwe bastions maken. Omstreeks November keerde hij terug, doch op reis naar het vaderland ernstig ongesteld geworden overleed hij op zijn jacht vóór Keulen 14 (24) Dec. 1686. Hij werd te Schenkenschans begraven. Hij was 20 Juni 1660 te Copet bij Genève gehuwd met Henriëtte Brouërs, geb. in 1633, overl. te Nijmegen 10 Januari 1699, dochter van Thomas, commandeur op het kasteel te Orange, en van Marie Bouchat. Uit dit huwelijk sproten 9 kinderen, waarvan er 3 jong overleden; de beide zoons, Frederik Thomas en Gaspard Samuel, gaan hiervóór. Een dochter, Anna Maria, huwde te Ub-, bergen 5 Maart 1694 met den kapitein der mineurs Zacharias Guichenon de Châtillon; een andere, Anna Geertruida staat vermeld als ‘mistrouwd’ aan eenen Isaac Leyendecker.
Zie: Jaarb. Ned. Adel VI, 167-169; Nederl. Adelsboek (1914), 93, 94; Haag, La France Protestante (1855) V, 429.
Regt