[Haes, Joan de]
HAES (Joan de), zoon van Frans (1) koopman, letterkundige en dichter, werd te Rotterdam den 3den November 1685 geboren en overleed er den 12den Februari 1723. Hij trouwde aldaar 22 Maart 1706 met zijn nicht Cornelia de Haes. Aan de uitgaaf van de gedichten zijns vaders (zie aldaar) voegde hij als Aenhangsel eenige gedichten van zichzelf toe, die ingeleid werden met lofdichten van Cornelis van Arckel en David van Hoogstraten. Zijn daarin opgenomen tuinzang werd geïllustreerd met een kopergravure van B.v.K. en H.v.S. naar een schilderij van E. van Nijmegen. Verder gaf hij nog afzonderlijk uit: Judas de Verrader. (Rott. 1714), Eerkroon voor Rotterdam (Rott. 1716) en Jonas de Boetgezant (Delft 1723).
Nadat eenige zijner dichtwerken reeds te Rotterdam in 1720 in het licht gegeven waren, werden zij na zijn dood door den dichter Poot in 1724 te Amsterdam opnieuw uitgegeven. Voor zijn gedicht Eerkroon voor mijn geboortestat Rotterdam vereerden burgemeesteren dier stad hem een gouden penning. Op hetzelfde gedicht komen in de Latijnsche en Nederduitsche keurdichten (Tweede vervolg 49) eenige hekeldichten voor.
Als prozaschrijver maakte de Haes zich verdienstelijk door het beschrijven van het leven van zijn grootvader van moeders zijde, Gerard Brandt. Dit werk zag door de zorg van Jakob Spex eerst in 1740 te 's Gravenhage het licht. Brandt's leven is in denzelfden trant gesteld als diens Leven van Vondel, hetwelk de Haes tot model schijnt genomen te hebben.
In het Archief der gem. Rotterdam berusten eenige brieven van en aan hem. Zijn portret is gegraveerd door P. van Gunst naar Thomassin en uitgegeven met vierregelig vers van D. van Hoogstraten. Het komt ook voor in de uitgave zijner gedichten van 1720 bij Maarten van Loon te Rotterdam. Ook Hendrik Patijn heeft een portret van hem geschilderd.
Wiersum