prebenden en waardigheden verkrijgen. 1342 schonk hem Paus Clemens VI een kanunnikdij met prebende, zoodra er een zou openkomen, in de hoofdkerk te Utrecht, niettegenstaande hij de parochie Rijsbergen in bezit had. 1344 was Arn. Ayken notarius van den hertog van Brabant, die voor hem aan den Paus een supplementum vraagt voor zijn prebende te Utrecht. Hij verbleef nu aan het hof van Brabant en kon dus niet voldoen aan den eisch van te Rijsbergen te wonen, en was ook nog slechts subdiaken. Het middel om toch de parochie te behouden was de verandering van het pastoraat van Rijsbergen in een personaat. De patroon, de abt van St. Baafs, was daartoe wel te vinden; de voorwaarden voor het inkomen van een vicaris of curatus werden vastgesteld en de toestemming van den bisschop van Luik, door den abt gevraagd, werd gegeven. Tot alle zekerheid, want Arn. Ayken was niet geheel in regel, werd de bevestiging van deze verandering aan den Paus gevraagd door den hertog van Brabant, en vooral om hetgeen niet geheel volgens de kerkelijke wetten was uitgevoerd, goed te maken (Berlière, Suppliques Clément VI, no. 2052). De bulle van bevestiging van den Paus 19 Aug. 1350, en de akten van den abt Johannes van St. Baafs 1 Oct. 1347, en van den bisschop van Luik 1 April 1348, zijn uitgegeven in Taxandria XII (1905) 95-100.
Arn. Ayken van Goorle stond bij den hertog van Brabant in hoog aanzien. Deze wist bij het pauselijk hof nog meer rijke prebenden voor hem te
verkrijgen en noemt hem in de aanvragen zijn ‘clericus, secretarius, cancellarius, consiliarius domesticus’. 1349 werd hem het dekenaat van St.
Oedenrode toegezegd, waaraan het pastoraat was verbonden en dat open was door den dood van Simon van Herent. Het was 1353 nog niet in bezit van
Arn. de G. Omtrent dien tijd had hij ook de scholasterij van St. Jan te 's Hertogenbosch verkregen, die hij verwisselde met Ayllermo Moyses tegen een prebende in Kamerijk, 1350. De opeenhooping van prebenden was nog niet voldoende. 1353 kwam er nog bij de eerst opkomende kanunnikdij met prebende in St. Rumoldus te Mechelen; hij mocht al deze genoemde beneficies te gelijk behouden plus twee kapelanijen in de kerk van Meldert. Ten slotte werd Arnoldus de G. verheven tot deken van O.L. Vr. kerk te Antwerpen door verwisseling met Jan t'Serclaes, den toekomstigen bisschop van Kamerijk. T'Serclaes had deze waardigheid overgenomen van Johannes Hertsberge, proost van O.L. Vrouw te Brugge 29 Juli 1355, voor eenige zijner beneficies en ruilt opnieuw zijn dekenaat met toestemming van den Paus, 29 April 1356, met Arn. Ayken tegen de kanunnikdij in Kamerijk. Zie hierover: Bijdr. Gesch. Brabant VI, 1907, 245. Onjuist zijn dus de beweringen in Bijdr. tot de Geschiedenis XV (1924), 681-82. In akten en oorkonden van Antwerpen komt nu de deken Arn. de Goorle herhaaldelijk voor. 6 Mei 1{probem}357 koopt Arnold van Goirle, deken van Antwerpen, de heht der novale tienden te Goirle en draagt 11 Oct. 1358 al zijne bezittingen te Goirle over aan zijn broeder Hendrik, doch zijn moeder Aleidis behield het vruchtgebruik. De weduwe van zijn broeder Hendrik van Goirle, Elisabeth van der Daesdonc, droeg, 1398, haar recht in de tiende
van Goirle over aan haar zonen Petrus en Arnoud. Deze akten zijn uitgegeven in Taxandria XVI (1909), 109-111, 113. Waarschijnlijk woonde Arnoldus te Antwerpen en niet meer aan het hof. Uit de talrijke akten en vidimussen, waarin hij voorkomt, zou men dit moeten besluiten.