gezonden tot het bestudeeren der aldaar gebruikelijke samenstelling der oorlogsschepen en de inrichting der Rijkswerven. Omtrent deze reis, die voor Roentgen 2½ jaar, voor de beide anderen 9 maanden duurde, kan naar het laatst aangehaalde artikel verwezen worden. In April 1822 werd Glavimans bij zijne betrekking van onder-constructeur benoemd tot hoofd eener te Rotterdam opgerichte school, bestemd voor opleiding van ingenieurs der Marine. De op deze school geplaatste jongelieden hadden de artillerie- en genieschool te Delft afgeloopen. In 1825, 1826 en 1827 werden aan Glavimans opnieuw reizen naar Engeland opgedragen, in het bijzonder met het oog op de stoomvaart. Een door onze regeering aangekocht engelsch schip werd door hem tot oorlogsschip omgebouwd. Hij ontwierp de veerbooten van Willemsdorp op Moerdijk, alsmede de stoomoorlogsschepen Bromo en Merapi, die uitstekend hebben voldaan. Het was de tijd van zeilschepen met hulpstoomvermogen.
Glavimans trachtte op verschillende wijzen de zuid-nederlandsche industrie aan den scheepsbouw dienstbaar te maken, o.a. door na te gaan of het in de Ardennen groeiende eikenhout daarvoor geschikt was. Verder is door hem de vervaardiging van ijzeren waterkisten, kabels en ankers in zuid-nederlandsche fabrieken, in het bijzonder de fabriek van Cockerill te Seraing, gepropageerd.
Bij ministerieele beschikking van 11 Febr. 1830 werd hij onder-constructeur 1e klasse, bij die van 25 Oct. 1831 constructeur 2e, bij die van 1 Oct. 1839 constructeur 1e klasse. Toen met ingang van 1 Juli 1843 een korps ingenieurs der Marine gevormd werd, werd Glavimans bij Koninklijk besluit van 24 d.a.v. benoemd tot hoofdingenieur. Als zoodanig bleef hij te Rotterdam werkzaam, totdat hij bij Koninklijk besluit van 29 Maart 1850 met ingang van 1 Juli d.a.v. eervol ontslag als zoodanig verkreeg.
Hij ging toen in dienst van verschillende particulieren schepen ontwerpen en werd geheel onverwacht bij Koninklijk besluit van 15 Mei 1855 met ingang van 1 Aug. d.a.v. weder in Rijksdienst hersteld, en wel in den hoogsten rang, als hoofdingenieur-directeur van scheepsbouw, aan het departement van Marine, terwijl hij in rang geassimileerd werd aan dien van kapitein ter zee. Bij Koninklijk besluit van 13 Maart 1857 werd hem om gezondheidsredenen op zijn verzoek met ingang van 1 April d.a.v. eervol ontslag uit deze betrekking verleend.
Hij werd in 1826 lid, in 1837 directeur van het Bataafsch genootschap, in 1827 correspondent, in 1833 lid van het Koninklijk Nederlandsch instituut, ingevolge Koninklijk besluit van 26 Oct. 1851 vervormd tot Academie van wetenschappen.
Hij was lid der uit 3 personen bestaande hoofdcommissie voor de nederlandsche inzendingen op de parijsche internationale tentoonstelling van 1856.
Glavimans was een man uit de practijk, die zich door steeds voortgezette studie tot een wetenschappelijk hoog staand man gevormd heeft.
Men heeft van hem: Over de stuwing van schepen, in Tijdschrift toegewijd aan het zeewezen, 1832, 2e deel, blz. 102; Over de ankers van Rodger in hetz. Tijdschrift 1832, 3e deel, blz. 17; Over het spil van Phillips in hetz. Tijdschrift, blz. 207; Over het gewigt en de afmetingen van ankers, kabels en kettingen in hetz. Tijdschrift 1835, 4e deel, blz. 230; Over de pompen van Chalders in hetz. Tijdschr. blz. 272; Over oxideren van het koper dat tot dubbe-