[Furmerius, Bernardus]
FURMERIUS (Bernardus), eigenl. Bernard Gerbrands Furmerius, geb. 20 Oct. 1542 te Leeuwarden, gest. 6 Aug. 1616 aldaar. Hij was een leerling van Suffridus Petri en heeft daarna reizen door Duitschland gedaan voor de voltooiing van zijn vorming. In 1597 werd hij door de Staten van Friesland tot historieschrijver benoemd in plaats van zijn leermeester. Dat ambt heeft hij tot zijn dood bekleed. Hij trad geheel in de voetsporen van Suffridus Petri ten opzichte van de friesche geschiedenis en verdedigde als deze de oude verhalen, die bij Andreas Cornelius en anderen waren te vinden. Dit bleek reeds in het eerste boekje, dat bij over de friesche geschiedenis uitgaf: Apologia Suffridi Petri pro antiquitate et origine Frisiorum contra Ubbonem Emmium (Franeker 1603). Emmius had Suffridus in zijn Decades met felle kracht aangevallen en diens opvatting van de oudste friesche geschiedenis als onjuist en onbetrouwbaar aan de kaak gesteld. Emmius bleef het antwoord niet schuldig en bestreed Furmerius in een uitnemende Refutatio apologetica sive de origine et antiquitate Frisiorum veritatis assertio contra Suffridum Petri et Bernardum Furmerium, hujus gentis historicos (Groningen 1603; herdr. in Emmius' Historia, 1616), die een meesterstuk van historische kritiek is. Furmerius antwoordde nogmaals met een Hyperaspistes apologiae Suffridi Petri ad Ubbonem Emmium (Leeuwarden 1604, 8o.), dat de zaak niet verder brengt. Emmius achtte het ook niet noodig om Furmerius te antwoorden; hij achtte hem geen weerlegging meer waard. Dat heeft Furmerius niet belet zelf tegenover die van Emmius een geschiedenis van Friesland in het licht te zenden: Annalium Phrisicorum libri tres (Franeker 1609, 4o.); Annalium Phrisicorum trias
altera (Leeuwarden 1609, 4o.); Annalium Phrisicorum trias tertia ..... post mortem auctoris edita a Pierio Winsemio (Leeuwarden 1617, 4o.). Furmerius geeft hierin nog de oude geschiedenis van Friesland, zooals die nu eenmaal traditie was, maar zooals Emmius ze reeds had verworpen. In de latere perioden is het verschil tusschen de opvattingen van Furmerius en van Emmius natuurlijk veel minder groot. Furmerius' grootste verdienste bestaat evenwel in de uitgave van de kronieken van Beka en Heda (Franeker 1611, 4o.). Dat hij voor het eerst deze merkwaardige geschiedbronnen heeft uitgegeven, moge opwegen tegen de gebreken van zijn eigen geschiedwerk.
Zie: de Wind, Bibliotheek der Nederlandsche geschiedschrijvers, 299 vlg., 567 vlg.; Goethals, Lectures I, 97 vlg.; van Leeuwen in Letterbode (1842) II, 290 vlg.; Wiselius in Mnemosyne XV, 231 vlg.; Briefwechsel des Ubbo Emmius, hrsg. v.H. Brugmans und F. Wachter, passim.
Brugmans