jeugdigen huisgenoots’. Zoo kweekte Friedrichfeld bij Mulder de liefde voor de hebreeuwsche taal aan, waardoor Mulder later zulk een groot aandeel aan den joodschen letterkundigen kring ‘Tongeleth’ kon nemen. Hier werd het duitsch-hebreeuwsche tijdschrift Hameasef o.a. gelezen, waaraan Friedfichfeld geregeld medewerkte. Deze werd dra na zijn komst een voorvechter van de emancipatie der Joden in Nederland. Hij schreef: Beleuchtung... das Bürgerrecht der Joden Betreffend (Amsterdam 1795). Toen in dat jaar De Domkop of Nationaal Volksboek en ook prof. J.H. van Swinden in een Advies aan de Representanten van Holland, rakende de stemgerechtigheid en het burgerrecht der Joden tegen hun emancipatie te velde trokken, schreef Friedrichfeld Opheldering over 't Advies van den Burger van Swinden aan de Representanten des Volks van Holland, raakende de stemgerechtigheid en 't burgerrecht der Jooden (Dec. 1795, 8o). Ook publiceerde hij Appel an die Stände Hollands enz. (1797). Nog gaf hij op letterkundig gebied uit: Maäsé Rak op de uitspraak van het Hebreeuwsch van de portugeesche Joden, welk boek ook een verdediging van Mozes Lehmans' Imrah Tseroefah (1808) bevat en tevens Zécher Tsaddiek, een biographie van den duitsch-joodschen letterkundige Hartog Wessely (1809). Sommige van zijn werken zijn nog in handschrift in de Kon. Bibliotheek te Berlijn aanwezig, waarvan Moritz Steinschneider er (p. 110) in zijn Verzeichniss der Handschriften dezer Bibliotheek eenige vermeldt.
Zie: Jewish Encyclopaedia V, 519; J. Maarsen, Tongeleth een Joodsch Letterkundige kring (Amsterdam 1925) 9; S. Seeligmann, De Emancipatie der Joden in Ned., overdruk uit het Jaarboek der Centr. Org. tot religieuze verheffing der Joden (1913) 5; J.S. da Silva Rosa, Bibliographie der Literatur ueber die Emancipation der Juden in Holland (Frankfort a/M. 1912).
Zwarts