van Prémontré werd J. de Fraisinne tot proost gekozen door de nonnen van St. Gerlacusklooster te Houthem bij Maastricht 16 Maart 1632. De visitator, de abt van Floreffe, had er vele moeilijkheden ondervonden met den vorigen proost. J. Fr. was de man om aldaar alles tot orde te brengen. Omstreeks dien tijd kwam hij meermalen te Helmond, ter behartiging der zaken van den abt van Floreffe.
Bij de stemming voor een opvolger van den abt van Floreffe, overl. 6 Dec. 1639, verkreeg J. de Fraisinne enkele stemmen meer, dan de prior Ch. Severi, zoon van den luitenant-gouverneur van Namen. Hoewel de abten der orde in België J. de Fr. aanbevalen, werd Ch. Severi door den invloed zijner familie benoemd. J. de Fr. werd als buitenlander beschuldigd met den vijand van het land te heulen, terwijl hij proost was in St. Gerlach enz. Hierop werd een onderzoek ingesteld, 1640, doch uit de verklaringen, aanwezig in het Staatsarchief te Namen, blijkt, dat de deugdzame proost valschelijk beschuldigd was. In Houthem kon de proost niet langer verblijven, omdat door de invallen der Hollanders, die na 1648 beweerden, dat het klooster St. Gerlach tot het land van Valkenburg behoorde, dit gedeeltelijk was verwoest en verbrand en het geheel onveilig was. Hij overleed 17 Mei 1660 te Prémontré en werd in de moederabdij begraven. Te voren was hij benoemd tot abt van Knechstede, bisdom Keulen, zooals het Obituarium van Prémontré vermeldt en blijkt uit brieven, bewaard in de abdij Park bij Leuven.
Zie: V. Barbier, Hist. de l'abbaye de Floreffe (Nam. 1892), 334-338, 349, 351-352; Obituaire de Floreffe in Analectes hist. eccl. Belg. XIII, 1876, 189-201; van Waefelghem, Obit. de l'abbaye de Prémontré (1913), 111; Habets, Houthem St. Gerlach en het adellijk vrouwenstift aldaar in Publications soc. hist. de Limbourg VI.
Fruytier