[Drenckwaert, Johan van (2)]
DRENCKWAERT (Johan van) (2), ridder, baron van Dormael, geb. te Dordrecht 1543, overl. te Brussel in 1606, was de zoon van Boudewijn (3) van Drenckwaert (zie kol. 385) en Catharina van Hoogelande Jaspersdr. Hij was schepen van Dordrecht in 1568 en 1569, en schout sedert 1571. Trouw dienaar van den koning van Spanje, vervolgde hij gestreng de ketters, maar moest in 1572 bij de komst der Watergeuzen de wijk nemen.
Te Brussel werd hij thesaurier-generaal van 's konings financiën en lid van den Raad van State.
Hij was gehuwd, eerst met Elisabeth Clercks, dochter van Mr. Nicolaes C., pensionaris te Utrecht, daarna met Margaretha Bogaert, dochter van Mr. Jacob B., president van Vlaanderen.
Door een der laatste door hem gevangen ketters, den schilder Johan Woutersz. van Cuyck, liet hij zich in de gevangenis schilderen in de gedaante van Salomo, doende zijn eerste recht. Dit schilderijtje, lang verborgen in een kast op het raadhuis, is thans in het museum der vereeniging ‘Oud-Dordrecht’.
Te Dordrecht vond men voorheen in de tweede Drenckwaertskapel (eigenlijk Queeckelskapel) in de Augustijnenkerk een glas met zijn afbeelding en die zijner eerste vrouw met hunne kwartieren en het devies Argent faict tout. Dit glas is reeds lang verdwenen. Hij werd met zijn tweede vrouw te Brussel in een kapel der St. Gudulakerk begraven, terwijl in het klooster der Dominicanen aldaar een opschrift te zijner eer werd gesteld. Zijn devies was Fidel et constant. Behalve het portret, door Jan Woutersz. van Cuyck, bestaan er van Johan van Drenckwaert twee zeer zeldzame portretten: 1e. borstbeeld rechts in fraai gebloemd wambuis in ovaal met spreuk: Fidel et constant E.G. door J.D. Geyn; 2e als voren op ouderen leeftijd in ovaal, met randschrift in handschrift: Joannes Drenckwairtus Thesaurarius Regius Obici Bruxelles Ao Chr. CIƆIƆCVI door H. Wierix? Beide vindt men in 's Rijks prentenkabinet. Mevrouw Bosboom-Toussaint schreef over Drenckwaert de historische novelle: Des Konings Vriend.
Zie: Joh. van Beverwijck, 't Begin van Hollandt in Dordr., blz. 23, 348; Schotel, Kerk. Dordr. I, 36-40; Oud-Holland, XVII, bl. 307; Dordr. Ill. suppl. bl. 161-162.
van Dalen