[Douwen, Willem van]
DOUWE(N) (Willem van), beeldsnijder, ged. te Rotterdam, waarschijnlijk als zoon van Jacob Willemsz. van Douwe en Helena Rotshouck, gehuwd aldaar 20 Nov. 1655 met Emmerentia Fransd. Waerdeniers en 3 Febr. 1683 met Aeltge van Hoogstraten, begraven tusschen 16 en 22 Oct. 1689 in de Prinsekerk. Willem van Douwen, Mr. beeldsnijder, kocht 8 Mei 1659 een huis in de Groote Draaisteeg, hoek Scheepmakershaven, waar hij woonde, totdat hij naar de Statenwerf verhuisde, waar zijn eerste vrouw in 1682 stierf en ook hij overleed. Of hij toen reeds vast daaraan verbonden was, blijkt niet, maar reeds in 1661 werkte hij voor de admiraliteit van de Maas en ontving hij voor het beeldhouwwerk aan het transportjacht van den commandeur Brouwer ƒ 620, terwijl hij in 1662 met ƒ 150 betaald werd voor het beeldwerk aan het bezaanjacht van schipper Huybrecht Coelentroever. De Rotterdamsche kroniekschrijver van Spaan (overl. 1711) noemt Willem van Douwen onder de uitmuntende beeldsnijders van zijn tijd. Uit zijn eerste huwelijk werden elf kinderen geboren, van welke er zes jong stierven. Zie voor Frans hiervoor.
Onder dezen naam is ook te vermelden de kleinzoon en naamgenoot van bovengenoemde, n.l. Willem van Douwe Jr., ged. 26 Juli 1690 te Rotterdam als zoon van Frans van Douwe (zie hiervoor) en Christina van der Pol. en aldaar gehuwd 31 Mei 1716 met Anna Veenenbosch. Het huis in 1659 door zijn grootvader gekocht komt in 1743 voor op naam van Willem van Douwe, beeldhouwer, maar waarschijnlijk werd het bewoond door zijn zoon. Van 1715 tot 1740 behoorde hij meermalen tot de hoofdlieden van het St. Lucas-gilde te Rotterdam, doch, toen het hiervoor genoemde huis 30 April 1745 verkocht werd, liet de eigenaar een acte van volmacht opmaken bij een notaris in Gouda. Wanneer hij Rotterdam verlaten heeft en waar en wanneer hij gestorven is bleek mij niet.
Zie: Obreen, Archief voor Ned. Kunstgesch. II, 14 en G. van Spaan, Beschrijvinge der Stad Rotterdam en eenige omleggende dorpen (1698), bl. 424.
Moquette