[Curtius, Otto]
CURTIUS (Otto), geb. onbekend, overl. na 1635 en vóór 1638, was landmeter en kaartteekenaar te Dordrecht. Hij was gehuwd met Janneken Cornelisdr., die hem tusschen 1626 en 1635 zeven kinderen schonk. Een dezer kinderen Soetje, ged. Nov. 1631, werd opgevoed in het Weeshuis, trouwde 12 Sept. 1655 te Papendrecht met Johannes Geleynsen Cloot, en overleed 17 Sept. 1693. Curtius wordt in 1630 in de Dordtsche Thes. Rek. genoemd, wegens ‘het caerteeren ende meten van alle de huysen ende stadtboomen opte Haven deser stede responderende’, en ontving daarvoor 758 £, benevens nog een bedrag van ‘verscheyden metingen, peylingen en vacatiën’. Den 28en Dec. 1632 werd hij aangesteld tot ordinaris landmeter der stad op een jaarwedde van 18 £, en onder voorwaarde, dat hij niet buiten de stad zou vernachten dan met voorweten en consent van den burgemeester.
In 1635 vindt men, dat hem zijn traktement, verschenen 21 Oct., wordt uitbetaald; in 1638 ontbreekt hij in de rekening. Over de jaren 1636-37 zijn de rekeningen verloren. Waarschijnlijk is Curtius aan de pest gestorven.
In het Rijksarchief berust een kaart van de grienden, ruigten, rietvelden en slikken gelegen aan de Zwijndrechtschewaard, 2 Nov. 1633 door hem vervaardigd.
Uit archiefaanteekeningen.
van Dalen