[Cock, Helenius de]
COCK (Helenius de), geb. te Eppenhuizen 1 Nov. 1824, overl. te Kampen 2 Jan. 1895, zoon van Hendrik de Cock (die volgt). Zijn theologische opleiding ontving hij eerst van zijn vader, na diens dood (14 Nov. 1842) van prof. de Haan. Hij werd in 1845 predikant bij de Christelijk-afgescheiden gemeente te Oude- en Nieuwe-Pekela, en bleef er totdat hij in 1854 optrad als hoogleeraar aan het Seminarium van de Christelijk-gereformeerden te Kampen, wat hij bleef tot zijn dood.
Hij beschreef het leven van zijn vader zeer breedvoerig in Hendrik de Cock, eerste afgescheiden predikant in Nederland, beschouwd in leven en werkzaamheid. Eene bijdrage tot regt verstand van de kerkelijke afscheiding, twee deelen (Kampen 1859-1864; herdrukt te Delfzijl in 1886).
Uit de lange rij van zijn geschriften (zie bij van Langeraad) noemen wij: De vereenigde presbyteriaansche kerk van Schotland, en hare betrekking tot de chr. afgescheiden kerk van Nederland (Kampen 1860); Redevoering, uitgesproken bij de overdragt van het rectoraat der theol. school te Kampen (Kampen 1858); Het driehonderdjarig bestaan van den Heidelbergschen catechismus herdacht (2de dr., Kampen 1863); Kort overzicht van de geschiedenis der chr. afg. ger. kerk tot op den tegenwoordigen tijd (Kampen 1860); Gereformeerde kerkregeering, handboek voor leeraars enz. ... (Kampen 1868); Nieuwe eerzuil voor de Dordsche Synode opgericht op den 250en gedenkdag van haar opening (Kampen/den Haag 1868).
Met J. Bavinck redigeerde hij het maandschrift De Getuigenis (Kampen 1869/1870).
Zie: van Langeraad en de Bie, Biogr. Woordenb. v. Prot. Godgel. in Ned. (1918) II, 156-