[Claesz, Laurens]
CLAESZ (Laurens), geboren en opgevoed te Antwerpen, in Dec. 1599 oud 35 jaar. In 1598 voer hij uit met de schepen van Mahu en de Cordes als hoogbootsman op de ‘Blijde Boodschap’. Vóór hij met deze vloot medeging, had hij verscheidene reizen gedaan, alle op nederlandsche schepen: drie naar San Lucar de Barrameda, vijf naar Lissabon, één naar Bilbao, één naar Saint Jean de Luz, vier naar Frankrijk en één naar Sandwich (‘Sant Vit’) ongeveer 22 mijl van Londen. Hij had nimmer langen tijd in één dier landen gewoond. Hij werd in 1599 te Valparaiso gevangen genomen, legde in Callao de Lima een verklaring af, waaruit blijkt, dat hij vrij goed op de hoogte van de reis was; hij wist dat het doel Californië, Japan en de Molukken was en kende de afspraak dat men bij Sante Maria, la Mocha of Valdivia op elkaar zou wachten. Bij de doorvaart van de Straat van Magalhães had hij goed opgelet: zoowel de mond als de uitgang lagen op 52o, de lengte was 110 leguas; men kon den ingang herkennen aan drie heuvels, die er uitzagen als kerken; datzelfde zeide Jacob Jacobsz. (Outghersz spreekt van twee heuvels). Hij geeft loodingen op, noemt de Eerste Nauwte, Pinguins eilanden, de puebla de San Felipe, beschrijft de situatie bij Cape Froward en noemt de Cordes Baai. In den Grooten Oceaan werden zij tot 55o Zuidelijk gedreven.
Hij diende in Peru op spaansche schepen en maakte in 1603 en 1604 twee reizen, waarop hij 64o ZB. bereikte en de Galapagos en Juan Fernandez eilanden bezocht. In 1607 was hij in Panama en vertrok over Carthagena uit Amerika. Thuis gekomen, wellicht dus in 1608, legde hij een verklaring af over deze spaansche reizen, welke gebruikt werd bij de reis van de nassausche vloot onder Jacques l'Hermite; wellicht gaf zijn korte doch gunstige beschrijving van de Juan Fernandez eilanden aanleiding, dat de vloot rechtstreeks naar deze eilanden, die ‘maer 40 Mijlen van de wal leggen’ en ‘rontomme goede anckergront’ hebben, zou sturen en van daar de Spanjaarden onverhoeds te Arica aanvallen.
Hoewel hij niet schrijven kon, blijkt hij een man van intelligentie geweest te zijn, die op zijn reizen ervaring opdeed.
Zie: De reis van Mahu en de Cordes enz. 1598-1600, uitg. F.C. Wieder ('s Gravenh. 1923) I, 66, 74 v., en daar genoemde bronnen.
Kossmann