[Carp, Gothofridus Wilhelm]
CARP (Gothofridus Wilhelm), geb. te Buderich (?) in 1731, overl. te Zwolle, 72 jaar oud, 25 Dec. 1803. Hij was een zoon van Johan Wilhelm Carp, predikant te Buderich (overl., 69 jaar oud, 20 Aug. 1758). Hij studeerde in Duitschland, werd proponent in de classis Wesel (1756), predikant te Hemmen in October 1757, te Wesel 11 Jan. 1764, te Zalt-Bommel 11 Jan. 1767, te Zwolle 27 Maart 1768; emeritus in 1802. In 1763 is hij in aanmerking gekomen voor hoogleeraar in de wijsbegeerte, wis- en natuurkunde aan de hoogeschool te Harderwijk.
Hij schreef: Het uitnemend voordeel der tegenspoeden (leerrede over Job 5:17); De onderwerping aan Gods tuchtiging (vier leerredenen) (Zwolle 1804).
Zie: van Langeraad en de Bie, Biogr. Woordenb. v. Prot. Godgel. in Ned. (Utr. 1918) II, 22; Kerkelijk Handboek (1903) Bijl. 134, (1912) Bijl. 158.
Knipscheer