den Prins van Oranje zijn bemiddeling te verleenen tot het dadelijk aanstellen van een bisschop, zoowel te Brugge als te 's Hertogenbosch, een maatregel, welke beoogde de gemoederen te bedaren in West-Vlaanderen en in Noord-Brabant.
Tien jaar later, in 1841 zien wij hem voor eenige maanden nogmaals in Nederland terug. Hij bekleedde toen in Rome den aanzienlijken post van onder-secretaris van Staat. Nog altijd bleef het Concordaat van 1828 onuitgevoerd, en den nieuwen souverein, Willem II, verdroot dit talmen ten zeerste. Daar het Concordaat echter op heftig verzet stuitte van de Protestanten, terwijl ook het aantal Katholieken, dat daarvoor zich huiverig betoonde, niet gering was, besloot de toenmalige Paus, Gregorius XVI, die zelf als kardinaal Cappellari met C. een ruim aandeel had gehad in de voorbereidingen van dat verdrag, zijn vroegeren raadsman naar de Nederlanden af te vaardigen. 19 Mei 1841 verscheen C. in den Haag, thans als buitengewoon gezant van Z.H. en gevolmachtigd minister, tevens zijn voorganger, mgr. Antonucci, vervangende. Bij Koninklijk Besluit werd hij 27 Mei in deze hoedanigheden erkend. Bij de onderhandelingen bleek al spoedig, dat van een invoering van het Concordaat vooreerst geen sprake kon zijn. In plaats van diocesaan-bisschoppen zouden er dus in Noord-Brabant, Limburg en Luxemburg voorloopig apostolische vicarissen aangesteld worden, die tevens het bisschoppelijk karakter verkregen. Aldus is geschied; daarmede had C. zijn taak hier te lande volbracht, en keerde in het najaar van 1841 voor goed naar Italië terug.
Zijn portret is gelithografeerd door Pinati.
Zie: Albers, Gesch. van het herstel der Hiërarchie; Goulmy, Hiërarchie en Wetboek; Wetzer en Welte, Kirchenlexicon II, kol. 1879.
Hensen