Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 274]
| |
boekdrukker was. In 1573 reeds woonde hij te Dordrecht, waar hij 28 Juni tot ouderling der Gereformeerde gemeente werd gekozen. Zijn eerste vrouw heette Elizabeth, die hem in Nov. 1574 nog een dochter Sara schonk. In 1583 hertrouwde hij met Dyrcxken Fransdr., wed. van Jan Bronckhorst, diaken der gemeente. Uit zijn eerste huwelijk had hij verscheidene kinderen, als: Jan Jansz Canin de Jonge, gehuwd te Dordrecht met Adriaentgen Pauwelsdr. in 1583; Abraham Jansz. Canin, geh. met Nelcken de Swerte; Isaac Jansz. Canin, geh. met Janneken, wiens zoon Samuel predikant te Abbenbroek werd; Jacob Jansz. Canin, geh. met Sara Verhagen. Al deze personen waren boekdrukkers. Jacob Canin had een geschil met Jean François Petit over de gravures van de graven en gouverneurs van Holland dienende tot de groote Francoys- Hollandsche Cronycke. Voorts wordt nog vermeld een dochter Lebuina Jansdr. Canin, geh. met Maximiliaan Bouman, chirurgijn van Veere. Doordat Jan Canin, 1580, op aansporing van Ds. Hermanus Herberts, Het Wonderboeck van David Joris drukte, werd hij beschuldigd van Davidjoristerij, maar in 1591 gaf hij uit de verklaring van den Heidelbergschen Cathechismus, door Ds. Hendrik van den Corput uit het latijn van Ds. Jeremias Bastingius vertaald. Hij bezorgde in 1577 een der beste uitgaven van Marnix' Bijencorf, maar raakte in 1597 weer verdacht wegens het drukken en uitgeven van den Biestkensbijbel. Als drukkersmerk gebruikte hij in 1587 een staanden leeuw met opengeslagen boek in de voorpooten, in ovaal, met omschrift siet de Leeuw vvt den geslachte Juda, de Wortel Davids heeft overwonnen Ap. 5, later een dordtsch wapenschild in tuin. van Dalen |
|