[Canel, Johannes]
CANEL (Johannes), priester, doctor in de godgeleerdheid, geboren te Antwerpen 1674, opgevoed te Amsterdam, overleed te Hoorn 5 Juli 1740. Na zijne humaniora te Amsterdam werd hij aangenomen in het college der Propaganda te Rome, 8 Aug. 1694. Hij werd te Rome priester gewijd, 19 Aug. 1703, en behaalde aldaar den doctorsgraad. 1 Sept. 1703 verliet hij Rome; 17 Nov. 1703 werd hij door den provicaris Th. de Cock onder de missionarissen der hollandsche missie aangenomen en als kapelaan naar Arnhem gezonden. 27 April 1705 werd hij door den internuntius Bussi tot pastoor in Blaricum benoemd. De Batavia Sacra zegt slechts van hem onder Blaricum: ‘Joannes Quenel qui dicitur Antverpiensis’. Geheel de missie was toen in opschudding door de suspensie van den apostolischen vicaris Petrus Codde, die zich met zijn aanhang niet aan den Paus wilde onderwerpen. J.B. Plasmans, pastoor te Blaricum (niet in Bat. Sacra genoemd), was door toedoen der Jansenisten 1704 verbannen door de Staten. Canel werkte even ijverig als zijn voorganger om Blaricum en omstreken te behouden voor het pauselijk gezag. Ook hij werd Dec. 1709 door een banvonnis der Staten getroffen en kon niet meer naar Blaricum weerkeeren. 1710 werd hij door den internuntius Bussi te Hoorn benoemd in de statie 't Nieuwe Noord, waar hij verbleef tot zijn dood.
Zie: Archief aartsb. Utrecht I, 413-14, II, 151, IX, 289, XIX, 314; Bijdr. bisdom Haarlem XVII, 190.
Fruytier